| |||||||||||||
Een echt goed Nederlandse naam voor dit struikje ontbreekt, maar de variatie is enorm. Slechts weinig houtige gewassen zijn binnen korte tijd zo populair geworden als Physocarpus. Sinds het eind van de jaren 80 van de vorige eeuw hebben minstens dertig nieuwe cultivars het levenslicht gezien. Eigenlijk is er niet veel variatie; het zijn allemaal struiken die voornamelijk als bladplant worden gebruikt. Maar dat weerhoudt veredelaars er niet van om nog steeds nieuwe cultivars te introduceren. Tijd om de (tussen)balans op te maken.
Spiraea?Het zijn geen officiële Nederlandse namen, maar Physocarpus wordt vaak 'blaasspirea' en soms ook 'sneeuwbalspirea' genoemd. Zoals later in dit artikel zal blijken, zijn deze namen eigenlijk onjuist. En waarom niet gewoon accepteren dat een plant geen Nederlandse naam heeft? Gewoon Physocarpus, dus.Physocarpus behoort tot de zeer grote rozenfamilie (Rosaceae). Binnen deze familie, waarin uitersten als Acaena, Dyas, Prunus en Malus (appel) worden geplaatst, is er een verdere onderverdeling in vier onderfamilies, met daaronder een aantal stammen. Physocarpus wordt geplaatst in de stam Neillieae, samen met Neillia en Stephanandra. Spiraea wordt, samen met onder andere Aruncus en Holodiscus, in de stam Spiraeeae geplaatst. De nauwste verwanten van Physocarpus zijn dus Neillia en Stephanandra en niet Spiraea.
Het woord 'blaas' in blaasspirea slaat op de vruchtjes, die 'opgeblazen' zijn. Vanwege de grootte (of eigenlijk kleinte) van de vruchten valt dit niet erg op. Hoe dan ook is 'blaasspirea' een gezochte, iets misleidende naam. De andere Nederlandse naam die soms wordt gebruikt, sneeuwbalspirea, is afgeleid van de soortnaam opulifolius, wat betekent dat de bladeren lijken op de bladeren van Viburnum opulus, Gelderse roos, ook wel sneeuwbal genoemd. Nee, dan is het Amerikaanse naam 'ninebark' mooier. Deze naam is afgeleid van het afbladderen van de bast in papierachtige schilfers en vellen bij oude struiken van Physocarpus. Hierdoor lijkt het alsof er negen lagen bast zijn. Misschien moeten we Physocarpus dus maar gewoon 'negenbast' noemen? SoortenEr zijn slechts zes soorten, die alle inheems zijn in Noord-Amerika. Slechts drie soorten worden bij ons gekweekt: Physocarpus capitatus, P. monogynus en P. opulifolius. Alle Physocarpus zijn bladverliezende struiken met enkelvoudige bladeren die verspreid op de takken staan. De takken en twijgen zijn steeds iets hoekig. De bladeren zijn ovaal tot handvormig, met drie tot vijf ondiepe lobben. Bij uitlopen zijn de bladeren vaak iets brons of bruin getint. De bloemen verschijnen in afgeronde tot afgeplatte tuilen en zijn wit tot crèmewit, soms iets roze in knop en bij openen. Ze worden gevolgd door kleine, afhankelijk van de soort in meer of mindere mate opgeblazen vruchten, waarin kleine zaden zitten.Van de bij ons in cultuur zijnde soorten is P. monogynus de minst gekweekte. Het is een vrij lage struik, gewoonlijk niet veel hoger dan 1 m. De bladeren zijn ovaal en hebben drie tot vijf diepe lobben. De bloemen staan in vrij kleine, armbloemige tuilen en worden gevolgd door behaarde vruchtjes die steeds in paren bij elkaar staan. Het is min of meer een kleinere variant van P. Opulifolius, die voornamelijk wordt gebruikt in kruisingswerk. Overigens lijkt het sortiment in Nederland verwisseld te zijn; regelmatig worden planten onder de naam P. Monogynus aangetroffen die bijna 2 m hoog zijn!
Physocarpus capitatusMiddelgrote struik tot maximaal 3 m hoog, meestal met overhangende takken en twijgen. De bladeren zijn breed ovaal met drie tot vijf lobben. De bloemen verschijnen in brede tuilen en zijn wit tot iets roze getint. De opgeblazen vruchtjes staan steeds met drie tot vijf bij elkaar en zijn vaak roodachtig van kleur. De soort P. Capitatus wordt niet veel gekweekt, de cultivar 'Tilden park' des te meer. Deze wijkt af doordat de plant beduidend lager blijft, gewoonlijk niet veel hoger dan circa 75 cm. Daarbij komt dat 'Tilden Park' prima machinaal te maaien is, wat het gemakkelijker maakt een plantvak op hoogte te houden. De frisgroene bladeren geven de plant, en dus ook het plantvak, een gezonde uitstraling. 'Tilden Park' kan ook goed tot lage blokhaag worden gesnoeid.Physocarpus opulifoliusMiddelgrote struik tot circa 3 m hoog. De bast van stammen en oudere takken bladdert typisch af, wat een extra sierwaarde is. De bladeren zijn breed ovaal tot rond en gewoonlijk vijflobbig. De bloemen, die in juni openen, staan in afgeplatte tuilen en zijn wit tot iets roze. Ze worden gevolgd door kleine opgeblazen vruchtjes die steeds in bundeltjes van drie tot vijf bijeen staan.P. opulifolius is veruit de bekendste soort en ook de soort waar het meest mee is veredeld. Stonden er in de eerste Naamlijst van Houtige Gewassen (1985) slechts twee cultivars -'Dart's Gold' en 'Luteus'-, in de laatste uitgave (2016) staan er twintig. En dat zijn ze zeker niet allemaal. Op dit moment vindt er een Europabrede sortimentskeuring plaats (Euro-trial). In Nederland staat deze opplant in de Sortimentstuin Harry van de Laar, waar 29 cultivars van P. Opulifolius worden beoordeeld op sier- en gebruikswaarde. En het eind is nog niet in zicht, want er worden jaarlijks nog meerdere nieuwe cultivars aan het sortiment toegevoegd. Waarschijnlijk ligt het huidige aantal al boven de veertig cultivars. Als soort is P. Opulifolius niet erg van belang; het zijn de vele cultivars die de plant zo populair hebben gemaakt. Daarbij spelen bladkleuren de hoofdrol.
De jonge scheuten van 'Jefam' (AMBER JUBILEE) zijn intens bronskleurig oranje en vallen in het voorjaar sterk op. In de tweede helft van het voorjaar en in de zomer kleurt het blad groen en is de struik onopvallend. Gebruik 'Jefam' (AMBER JUBILEE) bij voorkeur achter in een vasteplantenborder. Als de vaste planten in het voorjaar nog niet bloeien, kan 'Jefam' (AMBER JUBILEE) de show stelen, terwijl de plant later als frisgroene achtergrond kan dienen. GeelbladigTwee van de oudste cultivars van P. Opulifolius zijn geelbladig. De oudste hiervan in 'Luteus', die al voor 1864 gevonden en benaamd werd. Zoals te verwachten bij planten met minder bladgroen groeit 'Luteus' minder fors dan de soort. Het blad loopt heldergeel uit en kleurt 's zomers meer geelgroen. Het grote nadeel van 'Luteus' is dat de bladeren in een warme en zonnige zomer gemakkelijk verbranden. De nieuwere cultivar 'Dart's Gold' heeft hiervan geen last. Deze groeit nog minder sterk en de bladeren blijven 's zomers geler en zijn minder gevoelig voor zonnebrand. Dit geldt overigens niet voor het voorjaar. Het jonge loof van zowel 'Aureus' als 'Dart's Gold' is gevoelig voor zonnebrand.'Nugget' is een nieuwere geelbladige cultivar. Over deze plant is nog niet veel bekend wat betreft gevoeligheid voor zonnebrand, maar de eerste ervaringen zijn positief. 'Nugget' geeft bleekoranje herfstkleuren. Niet geheel geelbladig, maar eigenlijk bontbladig is 'Anny's Gold'. De bladeren zijn geel met een lichtgroen hart, hoewel ook geheel gele bladeren worden gevormd. De plant groeit beduidend compacter dan andere cultivars.
DonkerbladigHoewel er wat kleurvariatie is en de bladkleuren variëren van (donker) purperrood tot bruinpurper, worden deze cultivars hier in één groep 'donkerbladig' genoemd. Eind jaren 80 van de vorige eeuw werd in Duitsland een purperbladige zaailing gevonden. Deze werd 'Diabolo' genoemd en was, naast de al bestaande geelbladige cultivars, de eerste anders gekleurde cultivar binnen Physocarpus. 'Diabolo' werd langzamerhand steeds populairder en het is nog steeds één van de meest gebruikte donkerbladige cultivars. In vergelijking met moderne cultivars behoort 'Diabolo' nog steeds tot de donkerdere cultivars. Het is een goed bloeiende cultivar, waarbij de bloemen en ook vruchten goed contrasteren met het blad.Het duurde tot begin 21e eeuw voordat het grote publiek Physocarpus ging waarderen. Dat was ook het moment dat veredelaars het sortiment gingen uitbreiden. Men had immers 'Diabolo', 'Dart's Gold' en 'Luteus' als mogelijke kruisingsouders ter beschikking. Het gevolg was en is dat er nu veel donkerbladige cultivars op de markt zijn, en er zullen er nog wel meer volgen.
Iets donkerder rood, vooral wat betreft de jonge scheuten, zijn 'André', 'Minbla' (BLACK LIGHT), 'Seward' (SUMMER WINE) en 'Tuilad' (LADY IN RED). De jonge scheuten van 'Tuilad' (LADY IN RED) zijn donkerrood en het zomerblad kleurt donkerder purperrood, wat een mooie combinatie is. Hoewel de plant minder fors wordt dan bijvoorbeeld 'Diabolo', is het toch geen lage struik. Ook bij 'Minbla' (BLACK LIGHT) zijn de jonge scheuten donkerrood, iets minder intens dan bij 'Tuilad' (LADY IN RED), maar daar staat tegenover dat 'Minbla' (BLACK LIGHT) duidelijk breder en wat lager groeit. 'Seward' (SUMMER WINE) is ook een middelgrote struik, maar heeft een iets fijnere vertakking, waardoor de plant een mooie textuur heeft. Ook is het een cultivar die gewoonlijk rijk bloeit. De bloemen zijn niet wit, maar zeer licht roze. Samen met de zachtroze knoppen en het donkere blad als achtergrond maakt het 'Seward' (SUMMER WINE) tot een prachtige cultivar, die net iets meer biedt dan alleen donker blad.
De vier cultivars met de donkerste bladeren zijn 'Jonight' (MIDNIGHT), 'Minall' (ALL BLACK), 'N5' (PANTHER) en 'Rubella'. De bladeren van 'Jonight' (MIDNIGHT) en 'N5' (PANTHER) zijn het donkerst. Ze geven een bijna zwarte kleurindruk. Doordat de bladeren niet glanzend zijn, wordt de donkere kleurindruk verder versterkt. 'Rubella' en 'Minall' (ALL BLACK) lijken sterk op elkaar. Beide hebben glanzend, zeer donker purperrood blad. Ook zijn het allebei niet al te hoge struiken. De jonge scheuten van 'Rubella' zijn iets roder dan bij 'Minall' (ALL BLACK), maar de volwassen bladeren van 'Minall' (ALL BLACK) zijn een fractie donkerder. KleinbladigDe laatste jaren is er een nieuwe groep cultivars bij gekomen: de kleinbladige Physocarpus. Er kan over gediscussieerd worden of dit cultivars zijn van P. Opulifolius of dat het hybriden met andere soorten betreft. In ieder geval zijn de planten onderscheidend en prima toepasbaar in tuin en openbaar groen. De eerste kleinbladige cultivar op de markt was 'Donna May' (LITTLE DEVIL). Dit is een donkerbladige plant die in alle delen, dus zowel plantvorm, blad als bloei, ongeveer de helft kleiner is dan een 'normale' P. Opulifolius.Iets kleiner van blad en als plant zijn 'SMPOTW' (TINY WINE) en 'Hoogi 021' (LITTLE JOKER). Zoals de handelsnaam al doet vermoeden, is 'SMPOTW' (TINY WINE) het beste te beschouwen als een miniatuurversie van 'Seward' (SUMMER WINE). De bladeren zijn donker purperrood en kleuren later in de zomer donker purpergroen. Het blad van 'Hoogi 021' (LITTLE JOKER) is iets donkerder, maar de plant lijkt een fractie hoger te groeien. Er is inmiddels ook een geelbladige variant bekend: 'SMNPOTWG' (TINY WINE GOLD). Het jonge blad is heldergeel en kleurt later in de zomer licht geelgroen. Eén van de opvallende eigenschappen van alle kleinbladige types is dat deze planten op jonge leeftijd rijker bloeien dan hun grotere tegenhangers. Op de schuin opgaande takken van alle vier hier genoemde cultivars verschijnen talloze kleine tuiltjes met zeer lichtroze bloemetjes. Standplaats en toepassingenDe grote populariteit van Physocarpus is voor een groot deel te danken aan het feit dat het bijzonder sterke planten zijn. Ze groeien op vrijwel iedere grond en ze zijn redelijk tot goed bestand tegen droogte en een(tijdelijk) te natte bodem. Daarnaast verdragen ze hitte en zijn ze bijzonder winterhard. Alleen het jonge blad van vooral de geelbladige cultivars is in het voorjaar gevoelig voor zonnebrand. Zijn er dan helemaal geen negatieve punten bij Physocarpus? Ja, die zijn er wel. De meeste cultivars groeien sterk en het worden uiteindelijk middelgrote tot grote, ronde struiken. Hou er dus rekening mee dat de planten vrij veel ruimte nodig hebben. Ze kunnen prima worden gesnoeid, maar diepe snoei (in het voorjaar) zal resulteren in krachtige hergroei. Eenjarige takken van meer dan 1,5 m zijn geen uitzondering. Dat elk nadeel dan weer een voordeel heeft, wordt bewezen door de mooi afbladderende bast die deze oude struiken krijgen. Ook kunnen de planten als enigszins saai worden bestempeld. Nu is dat bij de moderne cultivars, die sprankelende bladkleuren hebben, goed bloeien en aantrekkelijke vruchten krijgen, wel beter dan bij de wilde soorten. Maar feit is dat donkerbladige cultivars wat somber kunnen overkomen, zeker als ze in groepen of vakken worden toegepast. Het is daarom wenselijk om enig contrast toe te voegen in een beplanting. Dit kan door het toepassen van bloemheesters of vaste planten. Ook van ziekten of plagen heeft Physocarpus niet veel last. Spintaantastingen kunnen voorkomen, maar Physocarpus staat niet bekend als erg gevoelig. Physocarpus kan zowel in particuliere tuinen als in de openbare ruimte prima worden toegepast. De struiken zijn te gebruiken in vakken, kleine groepen en als accentplant. P. Capitatus 'Tilden Park' staat al bekend als een goede bodembedekker, maar door het grote kleurenpalet van loofkleuren en de verschillende plantformaten is het mogelijk om voor vrijwel iedere locatie een geschikte plant te vinden. Een toepassing waaraan wellicht niet direct wordt gedacht, is Physocarpus als haag. Omdat de planten goed te snoeien zijn, is het prima mogelijk om er hagen van te snoeien. Wel is het nodig ze meerdere keren per seizoen even bij te snoeien. Physocarpus is in een relatief kort tijdsbestek uitgegroeid van een vrij onbekende heester tot een populaire plant. Dit is in de eerste plaats te danken aan veredelaars in binnen- en buitenland die het sortiment verbreed en uitgebreid hebben.
Tip de redactie |
|