| |||||||||||||
De Omgevingswet is een feit, alleen is het nog de vraag wanneer die ingaat. Begin december weten we zeker of de Omgevingswet op 1 januari 2021 wordt ingevoerd. Welke plaats heeft het kind hierin en hoe worden kinderen in de participatie gehoord? En de speelruimte? Sneeuwt die onder in thema's als leefbaarheid, ruimtelijke kwaliteit of gezondheid? Ik pleit voor spelen als thema of programma! (Ver)ken het speelveldWat is er nu vastgelegd?De eerste stap is weten wat er nu over spelen staat in het bestemmingsplan, de APV en de beleidsvisies. Welke ruimtelijke claims hebben we daarin gelegd? Deze informatie moet straks een plek krijgen binnen de kerninstrumenten van de Omgevingswet. Tenminste, als dat helpt voor je speelvisie. Wellicht valt er meer te halen dan er nu is vastgelegd: meer kansen op speelwinst voor de kinderen (circa 20% van de bevolking is 0-18 jaar). Want daar doen we het toch voor. Verken de zes kerninstrumentenDe Omgevingswet geeft ons straks zes kerninstrumenten, te weten: omgevingsvisie, programma, omgevingsplan (gemeenten), algemene rijksregels voor activiteiten (waaronder het Besluit activiteiten (Bal) en het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)), omgevingsvergunning en projectbesluit. Veel van deze instrumenten zijn op het eerste gezicht een ver-van-mijn-bedshow als het gaat om spelen. Ik denk dat we vooral de instrumenten omgevingsvisie en programma eens goed moeten verkennen voor het boeken van speelwinst.Bij het omgevingsplan is het van belang dit zo in te richten dat we alle ruimte hebben voor spelen in de openbare ruimte. Zeker als we invulling geven aan het doel van de Omgevingswet: Minder en overzichtelijke regels, meer ruimte voor initiatieven en lokaal maatwerk en vertrouwen als uitgangspunt. De fysieke leefomgeving staat centraal; hoe mooi is dat? Dit klinkt als een prima uitgangspunt voor het gesprek over en met buiten spelende kinderen! Het Bal en Bbl, de omgevingsvergunning en het projectbesluit zijn instrumenten waar we als speelspelers in principe weinig mee van doen zullen hebben, tenzij we iets willen realiseren dat niet past binnen de algemene regels of de regels in het omgevingsplan. Verdedigen tegen het nietsHiermee komen we meteen in een soort spagaat. Spelen is dus 'alles' of, met een beetje pech, 'niets'. Als we helemaal niets doen met de kerninstrumenten, verworden deze tot een gril van de participatie binnen een thema als gezondheid of leefbaarheid. Want stel dat de meerderheid van de volwassenen spelende kinderen maar lastig vindt, vooral die van 12-18 jaar. NIMBY (not in my backyard) is een bekend begrip en vaak de oorzaak van het niet aanbieden van een speelplek in een plantsoen, zelfs niet voor 0-5 jarigen. Als men dit helemaal laat afhangen van de tolerantie, brengt dat risico's met zich mee, mogelijk zelfs schending van de kinderrechten (artikel 31 Kinderrechtenverdrag). We willen dus beschermen tegen het 'niets', maar niet verzanden in het borgen van 'alles'.Bovendien dient bij wijziging van het omgevingsplan gemotiveerd te worden dat er een participatieproces is doorlopen. De vorm daarvan is vrij. Wie nemen er deel? Ook kinderen? Of alleen de volwassenen die tijd hebben om te participeren? Welk kind bemoeit zich nu met het bestemmingsplan of begrijpt de werking daarvan? Geen enkel kind, toch. Laten we dat dan ook vooral niet willen, straks. Denk nog even aan het doel van de Omgevingswet en plaats spelen in het juiste perspectief. Pas de juiste regels toeSpelen is vrijheidSpelen is zo veel meer dan een ruimteclaim an sich. Voor een kind is de hele openbare ruimte speelruimte; die begint zodra het de voordeur uit stapt. Dit is toch logisch? Denk maar aan de plaatsen waar u zelf speelde toen u tien jaar was. Precies: overal waar je op ontdekkingstocht kon en al dan niet mocht. Willen we dat zou houden, of gaan we door in de huidige lijn van speelgevangenissen waar kinderen alleen binnen de begrenzing van een speelplek welkom zijn? De Omgevingswet is er om speelruimte te geven, dus ook voor spelen. Verstrikt in planregelsNaast bestemmingsplaninformatie moeten nu ook milieuregels en regels uit verordeningen (bijvoorbeeld APV) in een plan opgenomen worden. Kortom: alle activiteiten met betrekking tot het gebruik en beheer van de fysieke leefomgeving. Welke plaats neemt de activiteit spelen dan in? De kern van de regels zal gericht zijn op het beperken van fysieke schade aan de leefomgeving. En spelen draagt alleen maar bij aan leefbaarheid. Niet voor niets pleit de president van het bestuur van de IPA (International Play Association), mevrouw Robyn Monro-Miller, voor het koppelen van spelen aan alle zeventien Werelddoelen voor een betere wereld in 2030. Spelen zou verweven moeten zijn met alle planregels. We raken erin verstrikt; een regel door de regels heen lijkt niet te kunnen.Bovendien: hoe stel je regels op die actueel zijn voor het betreffende gebied, als je weet dat de bevolkingssamenstelling wijzigt en de huidige situatie daar nu al niet op aansluit, of als er geen geld is om de huidige situatie veilig in stand te houden? Is 3 procent speelruimte wel genoeg in een nieuwbouwwijk waar 45 procent van de bewoners kinderen zijn? In Leidsche Rijn blijkt duidelijk van niet. Of zorgt 20 m2 stoeptegels per kind wel voor een gevarieerd speelaanbod? Hoeveel vierkante meter heeft een scharrelkip ook alweer? Bij spelen gaat het om een goede combinatie van kwantiteit en kwaliteit, afhankelijk van de ruimtelijke opbouw en de bevolkingssamenstelling. Die past niet in een altijd actuele planregel. Gerben Helleman (Urban Springtime) heeft een mooi wiel gemaakt dat goed laat zien waar kindvriendelijkheid allemaal in doorwerkt. (Omgevings)visie op spelenPraten we over inpassing in de omgevingsvisie, dan zijn er twee opties. De eerste is om spelen te laten ondersneeuwen door de thema's leefbaarheid of gezondheid. Het is dan een kleine ambitie onder een grotere noemer, waardoor we spelen eigenlijk niet meer echt benoemen. Doorvertaald naar het omgevingsplan is er dan één enkele planregel, in de trant van: 'Er mag een speelplek komen, mits ...' Ik verwacht dat de opstellers van een omgevingsvisie, die vaak niets met kinderen of spelen hebben, dit in veel gemeenten een logische zet vinden, gezien de wijze waarop spelen nu vaak is georganiseerd: het wordt 'erbij gedaan' bij het groen.De tweede optie is om dit niet te laten gebeuren. Er zijn vast gemeenten met lef, die willen overwegen om speelruimte voor alle leeftijden (bewegen, ontmoeten, spelen en sporten in de openbare ruimte) te formuleren als een zelfstandig thema met heldere ambities. Uiteraard is daarmee het planregeldilemma nog niet opgelost. Het blijft lastig om in het omgevingsplan hieraan zinnige en actuele planregels te koppelen die de ambities borgen en waarmaken. In de kern komt dit doordat het voornamelijk gaat om kwalitatieve inrichtingsprincipes voor rood, groen, grijs en blauw, en niet voor de ruimte zelf. Ook nu zijn hier geen (bestemmingsplan)regels voor. Verder waren we al tot de conclusie gekomen dat planregels eigenlijk een ander doel dienen, en zelfs kunnen leiden tot het inperken van speelruimte of tot discussies die we met volwassenen voeren over iets wat kinderen nodig hebben. Speel het spelInkoppertjesVan belang is dat we bij het omzetten van de oude plannen alle beperkende speelregels laten vervallen. Dus geen bouwvergunningen meer voor speeltoestellen of JOP's. Als kinderen willen spelen of een speeltoestel willen, dan kan dat, en zolang er geen overlast is bewezen, gaat dat gewoon door. Als bewoners een speeltoestel willen, moeten ze bewijzen dat de kinderen dat nodig hebben (is dit een grapje, of toch niet?), of het gewoon melden en voldoen aan maatwerkvoorschriften of een maatwerkbesluit. Pak de huidige spelregels er eens bij, poets weg wat niet in de doelstelling van de Omgevingswet past en voeg toe hoe je excessen voorkomt binnen de vrijheid van de Omgevingswet. Uiteraard blijft het Attractiebesluit gewoon van kracht, dus ook voor bewoners die iets doen in de openbare ruimte! Laten we er snel voor zorgen dat kinderen, spelen en ruimte onderwerp van gesprek worden in het implementatieproces van de Omgevingswet, waar alle overheden in Nederland nu hard mee aan het werk zijn. Als ik nu op de website www.aandeslagmetdeomgevingswet.nl zoek op 'speelplek', is er één hit en die gaat over bezonning. Ook in de voorbeeldstaalkaarten is geen enkele hit voor 'spelen', 'speelplek' of 'speelruimte', en de staalkaarten worden gepresenteerd als de bouwstenen. Een MER (milieu-effectrapportage) is heel normaal, maar moeten we niet net zo hard pleiten voor een SER (speeleffectrapportage), zowel voor de informele als de formele speelruimte? Sprong in het diepeOok op dit punt zitten we in een spagaat. Wat gaan we doen? Ons voorstel is om te kijken of kindvriendelijkheid misschien een programma kan zijn, voor die gemeenten die kinderen echt belangrijk vinden voor de toekomst van hun steden en dorpen. Te denken valt aan de leden van het netwerk Child Friendly Cities. Dit programma betreft circa 20 procent van de bevolking en heeft daarmee duidelijk bestaansrecht. Het biedt bovendien de mogelijkheid om doelstellingen voor langere termijn vast te stellen die over alle thema's heen gaan. Het kunnen en mogen spelen en echte kinderparticipatie zijn dan geborgd. Dit kan ook prima gemeten worden; criteria genoeg, en vraag de kinderen maar!Studiemiddag omdenkenMoeite met omdenken? Op dinsdag 11 februari 2020 organiseert OBB een studiemiddag Omgevingswet en spelen. Daar maken we de volgende stap in het praktisch maken van speelruimte binnen de Omgevingswet. Deskundigen als Juul Osinga (oprichter Netwerk Jong Leefomgeving) en Jantje Beton gaan ons daarbij helpen. Dit themagesprek organiseren wij om samen de Omgevingswet en spelen praktischer te maken. Voorinschrijven kan via omgevingswet@obb-ingenieurs.nl. Om de kosten te dekken, wordt een bijdrage van circa € 100,- gevraagd.Begin december weten we of de Omgevingswet ingaat per 2021. Wij staan in ieder geval klaar om u te voorzien van advies. Of het nu gaat om de omgevingsvisie, het omgevingsplan of voor de durfallen in een programma, dat maakt niet uit. Wij leveren een maximale inbreng van speelexpertise bij uw Omgevingswetproces. Ing. Elske Oost-Mulder
Tip de redactie |
|