| |||||||||||||
De bontbladige cultivars zijn berucht als het gaat om het produceren van groenbladige takken Had Elaeagnus een beetje het imago van een jarenzeventig-plant, de afgelopen jaren is de populariteit weer stijgend. Niet verwonderlijk, want Elaeagnus is goed winterhard, vaak wintergroen en de planten verdragen ook nog zoute wind. Geurende bloemen en eetbare vruchten vormen de waardevolle extra's van Elaeagnus. Maar er is een keerzijde: de bontbladige cultivars zijn berucht als het gaat om het produceren van groenbladige takken.
Familiebanden en verspreidingElaeagnus behoort tot de Elaeagnaceae. Deze familie bestaat uit slechts drie geslachten. Naast Elaeagnus zijn de eveneens bekende Hippophae en de minder bekende Shepherdia de andere familieleden. Hippophae, de duindoorn, verschilt van Elaeagnus doordat de planten tweehuizig zijn en de bloemen eenslachtig. Op enkele uitzonderingen na is Elaeagnus eenhuizig met tweeslachtige bloemen. Buiten het feit dat Hippophae een zeer bruikbare heester is voor toepassing in kuststreken, is hij ook een bron van vitamine C. De oranje vruchten zijn, na bewerken, geschikt voor consumptie. Het is in toenemende mate populair aan het worden om de vruchten van Hippophae te gebruiken in gelei, jam, kwark, vruchtensap en likeur.Het minder bekende geslacht Shepherdia bestaat uit drie soorten, die allemaal in Noord-Amerika voorkomen. Ze lijken sterk op Elaeagnus, maar de bladeren staan bij Shepherdia steeds tegenover elkaar, terwijl ze bij Elaeagnus verspreid staan. Net als bij Elaeagnus en Hippophae zijn ook de vruchten van Shepherdia eetbaar. Het belangrijkste geslacht is, met ongeveer veertig soorten, Elaeagnus. In Europa komt één soort voor: Elaeagnus angustifolia. Ook in Noord-Amerika komt slechts één soort in de natuur voor: Elaeagnus commutata. De overige soorten zijn inheems in Azië. Van de verschillende hybriden wordt eigenlijk alleen Elaeagnus ebbingei gekweekt. Hierin zijn ook veel cultivars, evenals bij Elaeagnus pungens. De Nederlandse naam van Elaeagnus is 'olijfwilg', wat verwijst naar de gelijkenis van de vruchten van Elaeagnus angustifolia met olijven (Olea). De smalle bladeren lijken dan weer op wilgenblad. Angustifolia betekent dan ook 'met smal blad'.
BladverliezendVier bladverliezende soorten zijn voor ons van belang, ook al zijn ze minder bekend dan de wintergroene. Het zijn Elaeagnus angustifolia, Elaeagnus commutata, Elaeagnus multiflora en Elaeagnus umbellata. Hoewel Elaeagnus angustifolia als inheemse soort in Zuid- en Zuidoost-Europa voorkomt, is de plant niet inheems in Nederland. Sterker nog, de plant lijkt zich langzaam maar zeker in de natuur te verspreiden, wat bij sommige natuurbeheerders zorgen oproept. Overigens zijn alle vier de bladverliezende soorten potentieel invasief. Dit moeten we niet te strikt nemen en zeker in een stedelijke omgeving is er geen belemmering om de planten toe te passen. Maar let wel op met toepassing in het buitengebied en zeker in de buurt van natuurgebieden. Ook in de Verenigde Staten werd Elaeagnus angustifolia ten tijde van de kolonisatie gebruikt om in drogere en warmere streken aan te planten. Enerzijds om voor schaduw te zorgen en andere beplanting mogelijk te maken, anderzijds om erosie te verhinderen. Inmiddels is Elaeagnus angustifolia in de Verenigde Staten op grote schaal verwilderd en wordt de soort in veel staten als invasief beschouwd.
De variëteit die in cultuur was als Elaeagnus angustifolia var. caspica bleek niet in het wild voor te komen. Het is dus een cultuurplant die vervolgens de cultivarnaam 'Quicksilver' kreeg. De bladeren zijn wat korter en breder dan bij Elaeagnus angustifolia, maar ze hebben een prachtige, intens zilvergrijze kleur. Deze grote struik tot kleine boom groeit vooral op jonge leeftijd opvallend slank omhoog. Later wordt de plant breder. Het is een groeikrachtige cultivar die ook als kleine laanboom kan worden gekweekt. Elaeagnus commutata is de enige soort die van nature in Noord-Amerika voorkomt. Het is een iets compacter groeiende, kleinere struik die uiteindelijk 1 tot 3 meter hoog wordt. De twijgen en takken zijn vrijwel ongedoornd. De bladeren zijn zilvergrijs van kleur, maar veel korter en breder dan die van Elaeagnus angustifolia en typisch gegolfd. Ook de bloei is vrijwel identiek aan Elaeagnus angustifolia, maar de bloemetjes zijn steeds crèmekleurig. Ze worden goed door bijen bevlogen. De vruchten zijn circa 1 centimeter groot en oranje tot lichtrood, met kleine zilverkleurige schilfers. Vanwege deze schilfers wordt Elaeagnus commutata in de Verenigde Staten silverberry genoemd. De Oost-Aziatische Elaeagnus multiflora is meestal een struik, maar de plant kan onder gunstige omstandigheden uitgroeien tot een kleine boom van zo'n 7 meter. In ons klimaat is Elaeagnus multiflora bladverliezend of half wintergroen. De takken zijn vrijwel doornloos en de donkergroene, licht gegolfde, ovale bladeren zijn tot 10 centimeter lang. Ook bij deze soort zijn de bladeren met kleine schilfers bedekt. De bloemen en vruchten zijn vrijwel gelijk aan die van Elaeagnus angustifolia en Elaeagnus commutata. De vruchten zijn circa 1 centimeter groot en lichtrood. Ook Elaeagnus umbellata is een Aziatische soort. Het is een forse struik tot kleine boom die meer dan 8 meter hoog kan worden. De gedoornde takken dragen smal elliptische, donkergroene bladeren. De plant bloeit in het late voorjaar met sterk zoetgeurende, crèmekleurige tot groenwitte bloemen. De eivormige vruchten zijn (licht)rood en ongeveer 0,7 centimeter groot. Evenals Elaeagnus angustifolia hebben ook de andere drie bladverliezende soorten de neiging te verwilderen. Hiervoor geldt dus hetzelfde advies als hierboven voor Elaeagnus angustifolia gegeven: let op met toepassing in het buitengebied en zeker in de buurt van natuurgebieden.
WintergroenDe twee meest bekende wintergroene Elaeagnus-soorten zijn Elaeagnus ebbingei en Elaeagnus pungens. In tegenstelling tot de bladverliezende soorten bloeien de wintergroene soorten omstreeks oktober. Beide soorten bloeien crèmekleurig tot beigegeel en krijgen bruine, ovale vruchten die later rood kleuren. De vruchten rijpen na de winter, omstreeks april-mei. Elaeagnus macrophylla, die niet of nauwelijks meer in cultuur is, is een van de ouders waaruit Elaeagnus ebbingei ontstond. Maar Elaeagnus ebbingei is beter winterhard en heeft dezelfde sier- en gebruikswaarde, waardoor het geen zin meer heeft om Elaeagnus macrophylla te kweken.Elaeagnus pungensDe Japanse soort Elaeagnus pungens is een dichtvertakte, sterk bedoornde struik die de Nederlandse naam 'stekelige olijfwilg' draagt. In de natuur wordt de plant zo'n 4 meter hoog, bij ons gewoonlijk maar een meter of 2. De lichtbruine twijgen zijn met kleine zilverachtige schilfers bezet. De elliptisch gevormde, donkergroene glanzende bladeren hebben opvallend gegolfde bladranden. Dit geeft de plant iets sierlijks. De onderkant van de bladeren is zilvergrijs, wat zichtbaar wordt als het wat harder waait.De gebruikswaarde heeft Elaeagnus pungens vooral te danken aan de dichtvertakte, compacte groeiwijze en de mooie gegolfde bladeren die een gezonde uitstraling hebben. De mooie Elaeagnus pungens is prima geschikt als vulheester in groenstroken of als defensieve beplanting. Maar de bontbladige cultivars zijn veel bekender.
Planten met geelgerande bladeren hebben minder last van teruglopen dan planten met bladeren met een geel centrum. Twee bekende cultivars van Elaeagnus pungens met geelgerande bladeren zijn 'Dicksonii' en 'Goldrim'. Eerstgenoemde is een wat steiler opgaande groeiende plant die zo'n 2,5 meter hoog wordt. Hoewel de bladeren niet snel teruglopen, heeft 'Dicksonii' wel de neiging om takken met geheel gele bladeren te vormen. Deze zijn gevoelig voor zonnebrand, wat een ontsierend effect geeft. 'Goldrim' is de aan te bevelen, zeer stabiele cultivar met een vrij sterke groei die meer dan 3 meter hoog kan worden. Rond de jaren tachtig van de vorige eeuw werd uit Japan de bontbladige 'Hosoba-fukurin' in Europa ingevoerd. De bladeren van deze Japanse cultivar zijn wat langer en smaller en zijn donkergroen met een smalle gele rand. Ze hebben een mooi gegolfde bladrand. 'Hosoba-fukurin' is wellicht moeilijker te verkrijgen, maar zeker de moeite van het proberen waard. Elaeagnus ebbingeiDe bekendste Elaeagnus is Eaeagnus ebbingei. Deze hybride werd in 1938 door S.G.A. (Albert) Doorenbos gevonden. Er werden twee zaailingen van Elaeagnus macrophylla verspreid. De planten waren bestoven door Elaeagnus pungens. De zaailingen verschilden slechts in detail van elkaar, maar voldoende om (pas in 1976) benaamd te worden. De meest grootbladige werd 'Albert Doorenbos' genoemd, de andere 'The Hague'. De verschillen zijn echter dermate moeilijk te zien, dat in de praktijk de planten gewoon als Elaeagnus ebbingei worden gekweekt en toegepast. Het is een forse struik die meer dan 3 meter hoog en breed kan worden. De takken zijn lichtbruin en iets gedoornd. De vrij grote bladeren zijn glanzend donkergroen. Over het algemeen zijn het gezonde struiken, maar soms laten de planten in het voorjaar de bladeren wat hangen en worden ze wat dof. Het is een zeer veel gekweekte en toegepaste heester.
Evenals bij Elaeagnus pungens zijn de bontbladige cultivars van Elaeagnus ebbingei populair. En ook bij Elaeagnus ebbingei is de meest bekende zeker niet de beste. 'Limelight' heeft glimmend donkergroen blad met een grote goudgele vlek in het centrum. Maar net als Elaeagnus pungens 'Maculata' heeft 'Limelight' ook sterk de neiging groenbladige takken te vormen. De wat minder bekende 'Lemon Ice' en 'Moonlight' groeien iets compacter. De bladeren van beide cultivars hebben een lichtgeel centrum in het blad, waarbij het blad van 'Moonlight' iets groener is dan die van 'Lemon Ice'. Beide cultivars kunnen goede alternatieven zijn voor 'Limelight', maar ze worden slechts op zeer kleine schaal gekweekt, als ze überhaupt nog worden gekweekt. Om mee te liften op de populariteit van 'Limelight', worden steeds wannabees geïntroduceerd. Als verkoopargument wordt dan vaak gezegd dat deze stabieler zijn. Maar uiteindelijk blijkt steeds weer dat ook deze cultivars teruglopen, wat uiteraard niet wegneemt dat het mooie planten kunnen zijn. De twee belangrijkste 'Limelight'-lookalikes zijn 'Coastal Gold' en 'Lannou' (op de markt onder de handelsnamen Eleador en Gold Splash). Met name 'Coastal Gold' verschilt van 'Limelight' in een wat smallere groei en een meer zilvergrijze onderzijde van het blad. Ook de nieuwere 'Bridouze' (Copacabana) kan tot deze groep worden gerekend. Maar voor al deze introducties geldt: eerst zien dat de plant stabiel is, dan pas geloven! Veel geler blad is te zien bij 'Abrela' (Maryline); de gele bladeren hebben slechts smalle groene randen. De bladeren zijn opvallend gegolfd, waarschijnlijk het resultaat van terugkruisen met Elaeagnus pungens. Het is een leuke en vooral opvallende aanvulling in het sortiment. Andersom, en dus in de basis stabieler, kan ook. Waarschijnlijk is 'Gilt Edge' de beste en meest stabiele bontbladige cultivar van Elaeagnus ebbingei. De donkergroene bladeren zijn goudgeel gerand. De Franse cultivars 'Viveleg' en 'Cherbourg' lijken sterk op 'Gilt Edge'. 'Viveleg' heeft wat breder blad en 'Cherbourg' vormt vrij veel bladeren die voor de helft of helemaal geel zijn, waardoor de plant een duidelijk gelere uitstraling heeft. De oude cultivar 'Variegata' heeft zeer smalle crèmekleurige bladranden. De cultivar is vrijwel verdwenen uit cultuur, mede doordat 'Gilt Edge' en 'Viveleg' veel beter zijn. ImagoVooral in de openbare ruimte is Elaeagnus populair. Het gaat dan voornamelijk over Elaeagnus ebbingei, gewoonlijk als groenbladige vorm. Deze hybride heeft veel voordelen, maar omdat de plant een typische 'openbaargroen-uitstraling' heeft, houdt het in dat veel mensen deze niet in hun tuin willen. Dit heeft het imago van het gehele geslacht Elaeagnus wat beïnvloed.In particuliere tuinen worden bontbladige cultivars van Elaeagnus pungens nogal eens aangeplant. Meestal is dat (helaas) 'Maculata', waarbij in veel gevallen veel terugloop is te zien. Het is geen zeldzaamheid om vrijwel geheel groenbladige planten van 'Maculata' te zien. Omdat met name 'Maculata' ook in oudere tuinen te zien is, heeft deze plant een beetje een jarenzeventig-imago, wat ook afstraalt op het gehele geslacht. En dat is ten onrechte. Het is vreemd dat het imago van één soort op het hele geslacht geprojecteerd wordt, zoals bij Elaeagnus ebbingei. Deels heeft dit te maken met de kennis van het sortiment bij degenen die dergelijke meningen ventileren. Ook is het vreemd dat juist het 'saaie' van deze plant steeds wordt benadrukt, terwijl Elaeagnus ebbingei veel goede eigenschappen heeft. En wat betreft de bontbladige cultivars van Elaeagnus pungens: er zijn voldoende bontbladige cultivars die wel voldoende stabiel zijn. Naast de twee meest bekende, wintergroene, Elaeagnus-soorten, zijn er helaas ook de nodige vooroordelen over de bladverliezende soorten. De bladverliezende soorten hebben een beetje de naam om alleen maar als onderstam te dienen, wat natuurlijk geen recht doet aan de schoonheid en gebruikswaarde van deze planten.
GebruikswaardeDaarbij zijn de bladverliezende soorten vrijwel bodemvaag en zeer winterhard. Kortom, Elaeagnus biedt een grote variatie en het zijn bovendien prima planten ter bevordering van biodiversiteit.Elaeagnus is vrijwel bodemvaag en zal gedijen op iedere grondsoort; alleen op zware kleigrond zullen de planten minder goed groeien. Overigens zijn de bladverliezende soorten gemakkelijker dan de wintergroene. De bladverliezende soorten zijn zeer winterhard, maar ook de wintergroene soorten zijn ruim voldoende winterhard om zonder problemen in Nederland en België toe te passen. Elaeagnus groeit zowel goed in de schaduw als in de volle zon. Een belangrijke positieve eigenschap van wintergroene Elaeagnus is dat hij zeer windresistent is. Ook zeewind wordt uitstekend verdragen, waardoor het een van de weinige wintergroene planten is die tot dicht bij de kust kunnen worden toegepast. Dit geldt trouwens ook voor de bladverliezende Elaeagnus angustifolia en Elaeagnus 'Quicksilver'.
Elaeagnus multiflora en Elaeagnus umbellata kunnen zonder problemen in het openbaar groen worden toegepast, maar ze missen de sierwaarde om in de particuliere tuin de show te stelen. Dat het goede drachtplanten zijn, is natuurlijk wel een positieve eigenschap. Ze kunnen goed worden aangeplant in groenschermen met een gemengde beplanting. Dit geldt ook voor de wintergroene Elaeagnus ebbingei en Elaeagnus pungens, waarbij de bontbladige cultivars hiervoor minder geschikt zijn. Deze zijn minder stabiel en het vergt simpelweg te veel onderhoud om deze planten bont te houden. Toepassing als haag is uiteraard zeer smaakgevoelig en in praktijk zullen hiervoor voornamelijk Elaeagnus ebbingei en de groenbladige cultivars worden gebruikt. Maar de bontbladige planten zijn natuurlijk bij uitstek geschikt voor toepassing in particuliere tuinen. Eetbare vruchtenVan alle soorten zijn de vruchten eetbaar, maar de vruchten van Elaeagnus multiflora en Elaeagnus umbellata lenen zich bij uitstek voor het maken van jam, marmelade, vruchtensap of likeur, eventueel in combinatie met andere vruchten, zoals kersen of appels. Ze bevatten onder andere eiwitten, glucose, fructose en vitamine C. Er zijn verschillende cultivars geselecteerd vanwege de grotere, smakelijke vruchten. Dit maakt deze soorten een welkome aanvulling in stedelijke voedselbossen, volkstuinen of gewoon in de tuin.
Tip de redactie |
|