| |||||||||||||
Door bescheiden formaat en bloeitijd in nazomer goed toepasbaar in tuinen en openbare ruimte Caryopteris behoort al jaren tot het standaardsortiment. Maar naast de klassieke soorten en cultivars is er volop vernieuwing in dit kleine geslacht, zowel in blad- als bloemkleuren. Tijd dus voor een update van dit sortiment van aantrekkelijke bescheiden heesters.
Eigenlijk heeft Caryopteris geen Nederlandse naam. De Fransen noemen de plant soms spirée bleue (blauwe spirea), onze oosterburen doen het met Bartblume (baardbloem) en de Engelsen gebruiken de naam bluebeard. De verwijzing naar baarden komt doordat de kroon gefranjerd (baardvormig) is. Bij ons wordt soms de Engelse naam gebruikt, in het Nederlands vertaald: blauwbaard. Maar deze naam doet eerder denken aan een ruige Noorse Viking dan aan een fraaie heester die in de nazomer bloeit. Laten we daarom hopen dat 'blauwbaard' niet ingeburgerd raakt als Nederlandse naam voor deze plant, en gewoon accepteren dat Caryopteris geen Nederlandse naam heeft. Dat is niet nodig ook; Caryopteris is fraai genoeg.
De naam Caryopteris is afgeleid van het feit dat de vruchtjes (nootjes) iets gevleugeld zijn. Caryon is afgeleid van het Griekse karuon, wat 'noot' betekent. Pteron is Grieks voor 'vleugel'. Eigenlijk zou de Nederlandse naam dus 'vleugelnoot' moeten zijn, maar daar hebben we er al een van: Pterocarya. Deze twee namen betekenen dus exact hetzelfde. De planten zijn overigens niet aan elkaar verwant. Steeds minder soortenHielden taxonomen het vroeger op zestien soorten Caryopteris, door allerlei afsplitsingen en na nieuw onderzoek worden er nu nog maar zeven erkend. Voor ons lijkt dit trouwens erger dan het is; de bekende soorten zijn gewoon Caryopteris gebleven. Van Caryopteris zijn slechts enkele soorten en één hybride voor ons van belang: Caryopteris incana, C. mongholica en de kruising tussen deze twee, C. clandonensis.Tot zover de heesters. Er is één soort, Caryopteris divaricata, die 's winters tot de grond afsterft en feitelijk dus een vaste plant is. De naam van deze soort gaat wel veranderen, en wel in Tripora divaricata. Voor de volledigheid wordt deze plant hier toch nog als Caryopteris beschreven. Vaste plantNaast de veel bekendere heesterachtige Caryopteris is C. divaricata dus een vaste plant. Uiterlijk lijkt de plant helemaal niet op de heesterachtige Caryopteris. Het is een fors groeiende plant die ruim anderhalf meter hoog kan worden, soms wel twee meter. De bladeren geuren typisch en sterk, volgens veel mensen onaangenaam. Maar de bloemen, die van augustus tot begin oktober openen, zijn spectaculair. De afzonderlijke bloemen zijn 2 cm groot, maar ze staan in losse, tot 50 cm grote pluimen. De bloemen zijn paarsblauw tot lichtviolet.Naast deze soort zijn er verschillende cultivars, waarvan de bekendste 'Snow Fairy' is. Deze cultivar heeft witbonte bladeren die mooi contrasteren met de donkere bloemen. Andere cultivars zijn 'Blue Butterflies' (een goed bloeiende Amerikaanse selectie), 'Electrum' (witbont blad), 'Jade Shades' (jonge bladeren geelgroen gevlekt, later lichtend groen) en 'Pink Illumination' (bont blad en licht (vuil)roze bloemen). C. divaricata is geschikt om als border- en tuinplant toe te passen. Voor grootschalige toepassing is de plant te iel. Tekst loopt door onder de afbeelding
Caryopteris incanaDeze van oorsprong uit China, Korea en Japan afkomstige heester is, naast de hybride C. clandonensis, de bekendste vertegenwoordiger van dit geslacht. Het is een compacte heester, tot circa één meter hoog, met een bolronde tot afgeplatte groeiwijze. De bladeren zijn eirond tot iets langwerpig en grof getand. Ze zijn grijsgroen en geuren aangenaam aromatisch bij wrijven. De bloemen staan in dichte schermpjes in de bladoksels van de bovenste 10-20 cm van de twijgen. Ze zijn paarsblauw en openen in de nazomer en vroege herfst, ongeveer vanaf half september tot half oktober.Als soort is C. incana het meest gebruikt, maar er is een aantal cultivars, die ook de moeite waard kunnen zijn. Een 'gewone' blauwbloeiende is 'Cary'. Deze werd midden jaren negentig van de vorige eeuw in Denemarken geselecteerd uit een grote groep bij kwekers verzamelde onbenaamde klonen van C. incana. Het doel van dit onderzoek was om de beste kloon (voor het Deense klimaat) te selecteren en door middel van een cultivarnaam als standaardcultivar voor Denemarken te introduceren. Het is dus een bewezen goede kloon van C. incana, met een iets betere winterhardheid - niets meer en niets minder. Een andere paarsblauw bloeiende cultivar is 'Blue Cascade'. Deze plant is wellicht beter bekend onder de oude, ongeldige naam 'Weeping Form'. Het opvallende aan 'Blue Cascade' is de groeiwijze. De plant groeit met relatief lange, sierlijk overhangende takken. Hierdoor ontstaat uiteindelijk een plant die veel breder is dan hoog, wat hem geschikt maakt voor vakbeplanting. 'Jason' (SUNSHINE BLUE) heeft eveneens paarsblauwe bloemen, maar verschilt van de andere cultivars doordat hij geelgroene tot gele bladeren heeft. De bladkleuren zijn sterker dan bijvoorbeeld in 'Worcester Gold' en de paarsblauwe bloemen contrasteren hier goed mee. Maar dat is aan smaak gebonden. Als laatste nog een buitenbeentje: 'Autumn Pink' (zie bovenstaande foto). De bloemen van deze cultivar zijn bleek paarsroze. Helaas is dit een zwakke plant en ook de bloemkleur is wat flets. De nieuwere paarsroze bloeiende cultivars van C. clandonensis zijn duidelijk beter. Tekst loopt door onder de afbeelding
Caryopteris clandonensisNaast C. incana is C. mongholica de andere heesterachtige soort die in Nederland winterhard is, maar dan ook maar net. Deze soort verdraagt absoluut geen natte winters en gaat meestal al na één of twee jaar dood in ons kwakkelklimaat. Qua uiterlijk lijkt C. mongholica op C. incana, maar de plant heeft iets kleiner, ongetand blad.Veel belangrijker is dat C. mongholica rond 1930 werd gekruist met C. incana. Hieruit ontstond de hybride Caryopteris clandonensis. Lange tijd werd deze plant gewoon als C. clandonensis gekweekt en verhandeld (en dat gebeurt nog steeds), maar om het verschil met de vele andere cultivars aan te duiden, moet deze eigenlijk 'Arthur Simmonds' worden genoemd. In vergelijking met C. incana blijft C. clandonensis iets lager en is het blad iets langer en smaller en duidelijk minder getand. Ook bloeit C. clandonensis ruim een week eerder. Overigens is 'Arthur Simmonds' (zie hoofdfoto) inmiddels verbeterd door diverse cultivars, waarvan 'Heavenly Blue' veruit de bekendste is. Samen met C. incana is 'Heavenly Blue' waarschijnlijk de meest toegepaste Caryopteris (zie bovenstaande foto). Het is een typische C. clandonensis-cultivar, circa 90 cm hoog en breed met een vrij losse en iets onregelmatige groeiwijze, iets grijsgroen blad en paarsblauwe bloemen.
Een andere zeer goede cultivar is 'Inoveris' (GRAND BLEU). Deze Franse cultivar dateert uit 1997, maar is toch al een standaard in het sortiment. De plant groeit duidelijk compacter en stijver opgaand dan andere Caryopteris. Ook is het blad duidelijk donkerder groen. De bloemen zijn een fractie donkerder dan bij 'Heavenly Blue' en openen relatief laat, in de tweede helft van september. 'Inoveris' is ook iets breekbaarder dan andere cultivars. Het is dus bij voorkeur een plant voor A-locaties en particuliere tuinen. Een derde zeer goede cultivar is 'First Choice'. Deze heeft een combinatie van de goede eigenschappen van 'Heavenly Blue' en 'Inoveris'. De groeiwijze is vrij dicht en de bladeren zijn middengroen. De bloei start begin september en de bloemen zijn een fractie donkerder dan bij 'Inoveris'. Het is een zeer rijk bloeiende, sterke cultivar. Naast de drie hierboven genoemde cultivars zijn er diverse andere, eveneens goede cultivars in de handel. Een korte opsomming: 'Blauer Spatz' (langzamer groeiend en bloemen op langere steeltjes, waardoor deze rijker lijkt te bloeien), 'Elst33' (BLUE EMPIRE, rijkbloeiend met een fractie grotere bloemen), 'Kew Blue' (iets kortere, stevige plant met iets donkerder paarsblauwe bloemen) en tot slot 'Thetis' (STEINTHE), die enigszins lijkt op 'Inoveris', maar iets minder stijf groeit en een fractie lichtere bloemen heeft. Tekst loopt door onder de afbeelding
Bont-, geel- en grijsbladigDe oudste bontbladige cultivar dateert uit 2002 en heet 'Summer Sorbet'. Het is een gezonde, goed groeiende plant, tot circa 1,2 m hoog, met een regelmatige groeiwijze. De bladeren zijn middengroen met brede gele randen en de bloemen zijn paarsblauw. 'Summer Sorbet' is de enige goudbonte cultivar die op behoorlijke schaal in cultuur is; daarbij is het ook nog eens een goede plant. De Nederlandse cultivar 'White Surprise' heeft crèmewit tot wit gerande bladeren (zie onderstaande foto). In combinatie met de paarsblauwe bloemen is dit erg mooi.De geelbladige C. incana 'Jason' (SUNSHINE BLUE) en de mindere C. clandonensis 'Worchester Gold' zijn al onder C. incana genoemd. Maar er zijn nog enkele andere goede geelbladige C. clandonensis-cultivars. 'Janice' (SUNNY BLUE) heeft diepgeel blad en paarsblauwe bloemen, die onderling sterk contrasterend zijn. Bij 'Lisaura' (HINT OF GOLD) zijn de bladeren meer groengeel en de bloemen wat blauwer. De algehele indruk van 'Lisaura' is wat minder uitgesproken. Als het om mooi contrast gaat, is 'Lissilv' (STERLING SILVER) zeker een aanrader. De bladeren van deze Engelse cultivar zijn groengrijs, beduidend grijzer dan bij andere Caryopteris. De blauwe bloemen passen hier zeer goed bij en completeren het geheel. Het is een goede plant voor gebruik in plantvakken of gewoon als potplant. Tekst loopt door onder de afbeelding
RozeNiet alle Caryopteris bloeien blauw. Zoals bij C. incana al geschreven zijn er ook roze bloeiende cultivars. Ook van C. clandonensis. 'Lisspin' (PINK PERFECTION) is er een vrij sterk groeiende plant die ruim één meter hoog wordt. De zachtroze bloemen openen vanuit donkerder roze bloemknoppen. De bloei valt vrij vroeg in het bloeiseizoen van Caryopteris. Iets lichter van bloemkleur, maar wel met een compactere plantvorm, is 'Lissteph' (STEPHI). Mede vanwege de planthoogte van circa 75 cm is deze cultivar beter voor vakbeplanting geschikt.Standplaats en toepassingVan origine zijn Caryopteris planten van een continentaal klimaat. Dat houdt dus in dat ze zeer goed tegen droge en hete zomers kunnen. De winterhardheid is goed, maar als de grond 's winters te nat is, kan er wortelrot optreden, waardoor delen afsterven. Men moet hem dus niet aanplanten op natte grond en zorgdragen voor goede drainage. Maar verder zijn het vrij probleemloze planten. Veel last van ziekten en plagen hebben ze over het algemeen niet; soms vormt spint een probleem.In principe hoeven de planten niet gesnoeid te worden, maar als dit toch nodig is, kan snoei het beste rond begin of half maart plaatsvinden. De planten kunnen dan, net als bijvoorbeeld Buddleja, diep worden teruggesnoeid. Omdat ze op eenjarig hout bloeien, zal snoei niet ten koste gaan van bloei. Vanwege het bescheiden formaat en de bloeitijd in de nazomer zijn deze heesters goed toepasbaar in tuinen en de openbare ruimte. Met name in kleine en middelgrote groepen kunnen de planten een fraai accent geven in beplantingen. Daarbij zijn het ook prima drachtplanten en worden de bloemen volop door bijen bevlogen. Redenen genoeg dus waarom deze bescheiden heesters onverminderd populair zijn.
Tip de redactie |
|