Whatsapp Facebook X LinkedIn Instagram RSS feed

Het aantal kinderen in een nieuwbouw woonwijk is prima te voorspellen

ARTIKEL
Facebook Twitter Linkedin Whatsapp
Willemijn van Iersel, dinsdag 14 mei 2019
271 sec


Claim die speelruimte!

Johan Oost van OBB speelruimtespecialisten uit Deventer heeft de bevolkingsontwikkeling van diverse nieuwbouwwijken naast elkaar gezet. Conclusie: het aantal kinderen in een nieuw te bouwen woonwijk is prima te voorspellen. Kinderen voorspellen betekent ook: voorspellen hoeveel én welke speel-, sport- en ontmoetingsvoorzieningen er de komende 40 jaar nodig zijn. 'Maar projectontwikkelaars en stedenbouwkundigen hebben geen zin om daar rekening mee te houden. Aan het begin, op de tekentafels, zie je wel mooie (verkoop)plaatjes, maar in de praktijk wordt weinig structureels gedaan aan speel-, sport- en ontmoetingsvoorzieningen.' OBB geeft data vrij om gemeenten te helpen op voorhand een leefbare wijk te programmeren.


No escape

'Ontsnappen kan niet meer', zegt Johan Oost. Hij heeft van een flink aantal gemeenten de demografische gegevens naast elkaar gelegd. Deze statistieken kun je over nieuwbouwprojecten in Nederland uitrollen. 'Er zal best eens een kind verschil in zitten, maar op hoofdlijnen klopt het', betoogt de eigenaar van OBB. 'Dat blijkt uit de toepassing van deze kennis in onze eigen projecten.' Eigenlijk is het heel simpel. Oost heeft van een flink aantal wijken de woningvoorraad, de werkelijke kinderaantallen (0-5 jaar, 6-11 jaar en 12-18 jaar) op verschillende momenten, en de leeftijd van de wijk op dat moment tegen elkaar uitgezet (109 waarnemingen in Dronten, Houten, Maassluis, Utrecht en Vianen). 'Daar komen gemiddelden uit met betrekking tot het aantal kinderen per woning', zegt Oost. 'Uit ons onderzoek blijkt dat er in een wijk die vijf jaar oud is, gemiddeld 0,81 kind per huishouden is; in een wijk van tien jaar is dat 0,86 en na vijftien jaar 0,82. De piek ligt bij wijken tussen de tien en twintig jaar oud; daarna neemt het vaak af, met soms tien tot twintig jaar later een kleine tweede piek. De piek voor de jongste doelgroep begint al vijf jaar na oplevering en voor jongeren is deze ongeveer vijftien jaar na oplevering. En een piek houdt circa zeven à acht jaar aan. Er moet rekening mee worden gehouden dat er na vijf jaar ook al veel oudere kinderen zijn met andere behoeften. Gezinnen die in de gezinswoningen komen, hebben vaak al een kind.'


Ontwikkeling doelgroepen Wilgenrijk

Leefbare wijken programmeren

Het is geen lineair proces; de cijfers per doelgroep verschuiven. Maar op basis van de bouwplanning kunnen er wel pieken worden voorspeld in de aantallen kinderen in een wijk per leeftijdscategorie. Volgens Oost moet er bij de ontwikkeling van een wijk ook zo naar spelen, sporten en ontmoeten worden gekeken. 'Als je een nieuwe wijk bouwt, kun je er op basis van de data van uitgaan dat er al vrij snel basisschooljeugd en jongeren zullen wonen. Deze categorie heeft meer ruimte nodig voor bewegen en sporten. Die grotere plekken moeten dus meteen meegenomen worden in de ontwikkelingsplannen van de wijk, met minimaal een basisinrichting die ten tijde van de piek nog wat aangevuld kan worden.'


Soms wordt wel gekeken naar prognoses over kinderen in relatie tot de school. Oost: 'Maar deze cijfers liggen in mijn ervaring vaak te laag. Hoe vaak zie je niet langere tijd noodlokalen staan op het plein of wordt er elders in de wijk een dependance gezocht? Onze cijfers voor kinderaantallen, die gebaseerd zijn op de werkelijk aanwezige kinderen in de praktijk in de afgelopen jaren, komen eigenlijk altijd hoger uit dan deze prognoses.'

Aantal kinderen per woning
'Aanvankelijk wordt op de tekentafel het onderwerp spelen wel benoemd, maar in de loop van de tijd verdwijnt de aandacht en vindt men andere zaken toch belangrijker...'

Weerbarstig

Maar de praktijk is weerbarstig, weet Oost. 'Aanvankelijk wordt op de tekentafel het onderwerp spelen wel benoemd, maar in de loop van de tijd verdwijnt de aandacht en vindt men andere zaken toch belangrijker. Stedenbouwkundigen en projectontwikkelaars hebben er in principe ook geen belang bij om ruimte in te leveren voor spelen. Ze maken vaak mooie plaatjes, maar als je goed kijkt, is spelen de sluitpost, in kleine overgebleven hoekjes. Dat is prima voor nul- tot vijfjarigen, maar als de kinderen ouder worden, beginnen de problemen. Kijk maar naar Vleuterweide en Leidsche Rijn. Daar zijn bijna geen plekken voor jongeren en er is ook bijna geen ruimte om goede (sport)plekken voor jongeren te maken. Er zijn nu veel problemen. Bewoners klagen, de handhaving is druk, tijdelijke oplossingen zijn duur en een echte oplossing is bijna niet mogelijk. Het lijkt haast alsof het de komende vijftien jaar een kwestie van uitzitten wordt.'


Niet alleen speelplekken

Met de data in de hand en met zicht op het type woningen en de bouwplanning kan het zoveel beter, meent Oost. 'Als je weet wat de leeftijdsopbouw in een wijk zal zijn, kun je gaan tekenen. Je kijkt bij speelruimteplanning altijd naar een hele wijk of buurt, niet alleen naar die ene plek. Als kinderen ouder worden, gaan ze namelijk verder van huis en zoeken ze grotere plekken voor meer uitdagend en avontuurlijk spel. In tegenstelling tot wat veel mensen denken, groeit de kleinere speelplek voor de deur dus niet mee. Als je een goede basisstructuur aanlegt en blijft spelen met variatie in de inrichting op deze grotere centrale plekken, dan worden dit bijna altijd blijvende plekken. Daarom is het zo belangrijk om die basisstructuur bij de aanleg van een wijk al te realiseren: een paar grote bovenwijkse speelplekken voor alle leeftijden (zoals een skatepark, grote natuurspeelplek of multifunctionele sportplek), en dichter bij huis centraal gelegen buurtplekken voor kinderen die nog niet alleen zo ver van huis mogen.'


Er moet ook rekening gehouden worden met informeel spelen.

Oost geeft aan dat het daarmee niet klaar is. Er moet ook rekening gehouden worden met informeel spelen. 'Bedenk zelf maar eens waar je speelde toen je tien jaar was; waarschijnlijk denk je dan eerder aan de straat, het groen en het pleintje dan aan een speelplekje tussen de huizen. Ook nu geven kinderen aan dat ze circa 85 procent van hun buitenspeeltijd niet op speeltoestellen spelen, maar de buurt in gaan om te voetballen, hutten te bouwen, te leren fietsen, te skaten en struinen door de bosjes en langs waterkanten. Bosjes, stoepen, water, groen: de wijk wordt er ook veel leuker en leefbaarder door. Het zorgt voor minder sociale problemen. Deze ruimte moet dus ook mee ingepland worden. Zonder stoepen zijn de plekken namelijk niet bereikbaar, zonder bosjes zijn er geen plekken om hutten te bouwen et cetera. Spelen is per definitie inclusief, voor alle bevolkingsgroepen, leeftijden en beperkingen.'

Wilgenrijk

'De wijk Wilgenrijk in Maassluis (zie tekening ontwerp) is een mooi voorbeeld van hoe het ook kan. In het Actieplan Spelen 2018-2028 en het concept-speelruimtebeleidsplan 2018 is beschreven dat Maassluis wil dat kinderen langer en vaker buiten spelen. Ook ziet de gemeente graag dat kinderen veel kunnen beleven en zich dit blijven herinneren: verstoppertje spelen, hutten bouwen, rustig zitten, de seizoenen en zintuigen ervaren en eigen grenzen ontdekken. Jeugdigen die later aan hun stad denken als dé plek waar ze uitgedaagd werden, daar gaat de gemeente Maassluis voor. In Maassluis is rekening gehouden met de leeftijdsopbouw van kinderen en zijn voorzieningen per categorie ingetekend. Voor Wilgenrijk is dus het aantal woningen dat in een bepaalde fase zal worden gebouwd, uitgezet tegen de normen, zodat een goed overzicht ontstaat van het totaal aantal kinderen, jeugdigen en jongeren op een bepaald moment, maar ook per speelwijk. Daardoor kon een toekomstgerichte speelstructuur geadviseerd worden. Dat is geen blauwdruk van hoe het precies wordt, maar wel een duidelijke indicatie dat er rekening gehouden wordt met het spelende kind. Uitgaande van de ontwikkeling van de doelgroepen en de normen voor speelruimte, zouden er voor jongeren minimaal drie tot vier goede buurtsport- en -ontmoetingsplekken moeten zijn, voor jeugdigen vijf tot zes goede buurtspeel- en -sportplekken en voor kinderen elf plekken. Daarbij kunnen op locaties die groot genoeg zijn prima plekken gecombineerd worden voor mensen van 0 tot 99 jaar. Minimaal een van deze plekken zou een bovenwijkse functie kunnen hebben. Verder moet er voor kinderen een structuur van steunplekken zijn in buurten waar relatief veel kinderen wonen, en daarnaast moet er op centrale buurtplekken ruimte voor kinderen zijn.'


Oost: 'Gelukkig zitten wij steeds vaker in een vroeg stadium mee rond de tafel. We zijn "huisadviseur" in Utrecht-Leidsche Rijn en laten Nieuwegein en Schiedam ook hun nieuwbouwplannen toetsen in een vroege fase.'

Indeling Wilgenrijk
LOGIN   met je e-mailadres om te reageren.

REACTIES
Er zijn nog geen reacties.

download artikel

Tip de redactie

Meld je aan voor onze digitale nieuwsbrief.
GREEN OUTLET
GEVRAAGD: Webdesign Hamburg
maandag 25 november 2024
AGENDA
Groene Sector Vakbeurs 2025
dinsdag 7 januari 2025
t/m donderdag 9 januari 2025
Agribex 2025
woensdag 3 december 2025
t/m zondag 7 december 2025

ONDERDELEN
Archief
Dossiers
Green Industry Profile
OVER ONS
Over ons
Duurzaamheid & NWST
Contact
Het team
ADVERTEREN EN ABONNEREN
Fysiek abonnement
Digitaal abonnement
Abonneren nieuwsbrief
Adverteren
Verschijningsdata
MEER
Redactionele spelregels
Algemene voorwaarden
Disclaimer
Privacy
Cookies
ONDERDELEN
OVER ONS
ADVERTEREN EN ABONNEREN
MEER