Whatsapp Facebook X LinkedIn Instagram RSS feed

Elaeagnus: ouderwets?

ARTIKEL
Facebook Twitter Linkedin Whatsapp
Ronald Houtman, vrijdag 29 november 2019
548 sec


Elaeagnus of olijfwilg is als een oud omaatje: beetje ouderwets, maar daarom niet minder populair

Elaeagnus heeft een beetje een ouderwets imago, maar is toch enorm populair. En niet voor niets; hij is goed winterhard, vaak wintergroen en verdraagt ook nog zoute wind. En met een toegift in de vorm van geurende bloemen en eetbare vruchten kan niemand Elaeagnus negeren. Desondanks zijn veel soorten niet erg opvallend. En er is een keerzijde. De bontbladige cultivars zijn berucht om het produceren van groenbladige takken, terwijl groenbladige Elaeagnus vaak wat saai wordt gevonden. Een overzicht van het sortiment.

Elaeagnus ebbingei
Elaeagnus ebbingei

Vooral voor toepassing in de openbare ruimte is Elaeagnus populair. Hierbij gaat het dan voornamelijk om E. ebbingei. Deze hybride heeft vele voordelen, maar het feit dat veel mensen geen plant in hun tuin willen die in plantsoenen staat, heeft het imago van het gehele geslacht beïnvloed. In oudere particuliere tuinen is nogal eens de bontbladige cultivar E. pungens 'Maculata' aangeplant. In sommige gevallen is vrijwel de gehele struik groenbladig geworden. Deze plant heeft hierdoor een beetje een jarenzeventig-imago gekregen. Deze voorbeelden zijn natuurlijk wat overdreven, maar helaas schuilt er wel een kern van waarheid in. Ten onrechte. Het is al vreemd dat het imago van één soort op het hele geslacht geprojecteerd wordt, zoals bij E. ebbingei. Dit heeft waarschijnlijk alles te maken met de kennis van het sortiment bij degenen die dergelijke meningen ventileren. Ook is het vreemd dat juist het 'saaie' van deze plant steeds wordt benadrukt, terwijl E. ebbingei veel goede eigenschappen heeft. En wat betreft de bontbladige cultivars van E. pungens: er zijn voldoende bontbladige cultivars die wel stabiel zijn.

Naast deze twee vaandeldragers van het geslacht is er ook een aantal bladverliezende soorten. Ook hierover bestaan weer de nodige vooroordelen. De verschillende bladverliezende soorten hebben een beetje de naam dat ze alleen maar goed zijn om als onderstam te dienen. Ook dit doet geen recht aan de schoonheid en gebruikswaarde van deze planten. Daarbij zijn de bladverliezende soorten vrijwel bodemvaag en zeer winterhard. Kortom, Elaeagnus biedt een grote variatie en is bovendien een prima plant ter bevordering van biodiversiteit.

Familie van...

Elaeagnus behoort tot de Elaeagnaceae. Deze familie bestaat uit slechts drie geslachten. Na Elaeagnus is Hippophae het bekendste familielid. De bekendste soort, H. Rhamnoides, is de bij ons inheemse duindoorn. Het is een grote struik tot kleine boom met smal, opvallend grijs blad. Hippophae verschilt van Elaeagnus doordat de planten tweehuizig zijn en de bloemen eenslachtig. Enkele uitzonderingen daargelaten, is Elaeagnus eenhuizig met tweeslachtige bloemen. De vrouwelijke planten van Hippophae kunnen, na bestuiving door mannelijke planten, mooie oranje vruchten dragen. Deze vruchten zijn na bewerken geschikt voor consumptie. Ten tijde van de Koude Oorlog was het één van de vruchten die de mensen achter het IJzeren Gordijn van vitamine C voorzag. Maar ook nu is het weer populair om de vruchten van Hippophae te gebruiken in gelei, jam, kwark, vruchtensap en likeur. Minder bekend is het geslacht Shepherdia. Dit geslacht telt slechts drie soorten, die allemaal in Noord-Amerika voorkomen. Oppervlakkig gezien lijken ze sterk op Elaeagnus, maar de bladeren staan bij Shepherdia steeds tegenover elkaar, terwijl ze bij Elaeagnus verspreid staan. Ook de vruchten van Shepherdia zijn geschikt voor consumptie.


Elaeagnus bestaat uit circa veertig soorten, die voornamelijk in Azië voorkomen. In Europa komt slechts één soort (verwilderd) voor: E. angustifolia. Ook Noord-Amerika moet het met één wilde soort doen: E. commutata. Naast de soorten zijn er enkele hybriden, waarvan E. ebbingei de bekendste is. Het relatief kleine aantal cultivars komt vooral voort uit deze hybride en uit E. pungens.

De Nederlandse naam van Elaeagnus is olijfwilg. Het eerste deel van de geslachtsnaam komt van het Griekse elaia, wat olijf betekent. Dit slaat op de uiterlijke gelijkenis van de vruchten van Elaeagnus angustifolia met olijven. Deze zelfde soort, E. angustifolia, heeft smalle bladeren die wel wat aan die van een wilg doen denken. Et voilà, daar is de Nederlandse naam.

Elaeagnus angustifolia
Elaeagnus angustifolia

Bladverliezend

De vier voor ons van belang zijnde bladverliezende soorten zijn wat minder bekend dan de wintergroene. Het zijn: Elaeagnus angustifolia, E. commutata, E. Multiflora en E. Umbellata. De olijfwilg, E. angustifolia, is de enige soort die in Europa voorkomt, maar van oorsprong is deze soort niet inheems. E. angustifolia komt van origine uit Centraal-Azië. Al sinds de 16e eeuw is de olijfwilg in Europa in cultuur en verwilderd in Zuidoost-Europa en het Middellandse Zeegebied. In de Verenigde Staten werd de plant ten tijde van de kolonisatie gebruikt om in drogere en warmere streken te worden aangeplant, enerzijds om voor schaduw te zorgen en andere beplanting mogelijk te maken, anderzijds om erosie te verhinderen. Ook in de Verenigde Staten is E. angustifolia verwilderd. Het is een forse struik tot kleine boom van circa 2 tot 5 m hoogte, aanvankelijk breed opgaand, later met een meer waaiervormige kroon. De met zilvergrijze schilfers bedekte takken zijn met doorns bezet. De bladeren zijn smal en lijken op wilgenbladeren (wat de Nederlandse naam olijfwilg verklaart). De bladkleur is enigszins variabel en kan grijsgroen tot zilverachtig groengrijs zijn. In het late voorjaar verschijnen massa's kleine, lichtgele, zoet geurende bloemen, die zeer goed door bijen worden bezocht. Ondanks de massa is de bloei niet opvallend. De eetbare vruchten zijn 1 tot 1,5 cm groot en eivormig. Ze zijn crème tot lichtgeel tot bleekoranje van kleur en bedekt met zilvergrijze schilfers.


Lange tijd was er een plant in cultuur onder de naam E. angustifolia var. caspica. Deze variëteit blijkt echter niet in het wild voor te komen en men heeft er dus voor gekozen de plant een cultivarnaam te geven: E. 'Quicksilver'. Deze plant heeft wat kortere en bredere bladeren dan E. angustifolia, maar met een intens zilvergrijze kleur. Van nature is het een grote struik tot kleine boom. Vooral op jonge leeftijd groeit 'Quicksilver' opvallend slank omhoog. Later zal de plant breder worden. Het is een groeikrachtige plant, die ook als kleine laanboom gekweekt kan worden.
Elaeagnus commutata is de enige soort die van nature in Noord-Amerika voorkomt. Deze soort groeit beduidend compacter dan de andere soorten. Uiteindelijk wordt E. commutata slechts 1 tot 3 m hoog. De twijgen en takken zijn vrijwel ongedoornd. De bladeren zijn zilvergrijs van kleur, maar veel korter en breder dan bij E. angustifolia en typisch gegolfd. Ook de bloei is vrijwel identiek aan E. angustifolia, maar de bloemetjes zijn crèmekleurig. Wel worden ze, net zoals bij E. angustifolia, zeer goed door bijen bevlogen. De vruchten zijn circa 1 cm groot en oranje tot lichtrood. Vanwege de kleine zilverkleurige schilfers op de vruchten wordt deze soort in de Verenigde Staten 'Silverberry' genoemd.


De Oost-Aziatische Elaeagnus multiflora is gewoonlijk een struik, maar kan onder gunstige omstandigheden uitgroeien tot een kleine boom van een meter of zeven. In ons klimaat is E. multiflora bladverliezend. Groeiend in mildere streken zal deze soort halfbladverliezend of zelfs bladhoudend zijn. De takken zijn vrijwel doornloos. De bladeren zijn ovaal, licht gegolfd en tot 10 cm lang. Hoewel ook de bladeren met kleine schilfers zijn bedekt, zijn ze donkergroen. Qua bloemen en vruchten verschilt E. multiflora weinig van E. angustifolia en E. commutata. De vruchten zijn zo'n 1 cm groot en lichtrood.

Elaeagnus umbellata is eveneens een Aziatische soort. Het is een forse struik tot kleine boom die meer dan 8 m hoog kan worden. De takken zijn gewoonlijk gedoornd, de bladeren zijn smal elliptisch en donkergroen. De plant bloeit in het late voorjaar met crèmekleurige tot groenwitte bloemen. Deze geuren zoet en sterk. De vruchten zijn eivormig en lichtrood tot rood. Er zijn diverse in de natuur voorkomende variëteiten, die slechts in detail van elkaar verschillen. De kleine verschillen zitten vooral in bladvorm en -grootte. Wetenschappelijke inzichten geven soms de doorslag bij de vraag of een plant als aparte soort of als variëteit moet worden beschouwd. Maar wetenschappers zijn het ook niet altijd met elkaars inzichten eens. Zo wordt E. parvifolia soms als aparte soort beschouwd en soms als variëteit van E. umbellata.

Bladhoudend

De twee voornaamste bladhoudende Elaeagnus zijn E. ebbingei en E. pungens. In tegenstelling tot de bladverliezende soorten bloeien de bladhoudende soorten omstreeks oktober. Bij beide planten zijn de bloemen crèmekleurig tot beige-geel. Ze worden gevolgd door bruine ovale vruchten, die later rood kleuren. De vruchten rijpen na de winter, omstreeks april-mei. Een derde soort, E. macrophylla, is niet of nauwelijks meer in cultuur. Dit is één van de ouders waaruit E. ebbingei ontstaan is. Maar omdat E. ebbingei beter winterhard is en min of meer dezelfde sier- en gebruikswaarde heeft, heeft het geen zin om E. macrophylla nog te kweken.


Elaeagnus pungens

De Japanse soort E. pungens is een dichtvertakte, sterk bedoornde struik die in de natuur zo'n 4 m hoog kan worden. Bij ons in cultuur wordt deze soort echter niet veel hoger dan een meter of twee. De lichtbruine twijgen zijn met kleine zilverachtige schilfers bezet. De donkergroene, glimmende bladeren zijn elliptisch en hebben een opvallend gegolfde bladrand, wat de plant een aparte textuur geeft. De onderkant van de bladeren is zilvergrijs.


Er is ook een aantal cultivars van E. pungens met geelgerande bladeren

Elaeagnus pungens 'Frederici'
Elaeagnus pungens 'Frederici'
Qua sier- en gebruikswaarde moet E. pungens het hebben van de dichtvertakte, compacte groeiwijze en de mooie gegolfde bladeren. En hoewel E. pungens erg mooi is en prima geschikt als vulheester in groenstroken of als defensieve beplanting, zijn de bontbladige cultivars veel bekender. De bladeren van 'Maculata' zijn donkergroen met een groot geel centrum. 'Maculata' wordt veel gekweekt en toegepast, maar het is ook de cultivar die het beruchtst is vanwege 'teruglopen'. Er worden veel groenbladige takken gevormd. Deze takken moeten in een zo vroeg mogelijk stadium worden weggenomen; anders zal de gehele plant op een gegeven moment groenbladig zijn. De groenbladige takken - met meer bladgroen - zijn nu eenmaal sterker dan de bontbladige. Als de groenbladige takken consequent worden verwijderd, is 'Maculata' een prima cultivar. De bladeren van een andere oude cultivar, 'Frederici', hebben een bleekgeel centrum. 'Frederici' is iets stabieler dan 'Maculata', maar vormt ook nog regelmatig groenbladige takken.

Er is ook een aantal cultivars van E. pungens met geelgerande bladeren. Deze hebben minder last van teruglopen dan de cultivars met bladeren met een geel centrum. De twee bekendste zijn 'Dicksonii' en 'Goldrim'. Eerstgenoemde is een wat steiler opgaand groeiende plant, die zo'n 2,5 m hoog wordt. Hoewel de bladeren niet snel teruglopen, heeft 'Dicksonii' wel de neiging om takken met geheel gele bladeren te vormen. Deze zijn gevoelig voor zonnebrand, wat natuurlijk ook een ontsierend effect geeft. 'Goldrim' is een zeer stabiele cultivar met een vrij sterke groei, die meer dan 3 m hoog kan worden. Rond de jaren tachtig van de vorige eeuw werd uit Japan de bontbladige 'Hosoba-fukurin' in Europa ingevoerd. De bladeren van deze Japanse cultivar zijn wat langer en smaller en zijn donkergroen met een smalle gele rand. Ze hebben een mooi gegolfde bladrand. 'Hosoba-fukurin' is nog niet op grote schaal in cultuur, maar deze cultivar is zeker de moeite van het proberen waard.

Elaeagnus pungens 'Hosoba-fukurin'
Elaeagnus pungens 'Hosoba-fukurin'

Elaeagnus ebbingei

De hybride Elaeagnus ebbingei werd in 1938 door S.G.A. (Albert) Doorenbos gevonden. Er werden twee zaailingen van E. macrophylla verspreid. De planten waren bestoven door E. pungens. De zaailingen verschilden slechts in detail van elkaar, maar toch voldoende om (pas in 1976) benaamd te worden. De grootbladigste werd 'Albert Doorenbos' genoemd, de andere 'The Hague'. De verschillen zijn echter zo moeilijk te zien, dat de planten in de praktijk gewoon als E. ebbingei worden gekweekt en toegepast. Het is een forse struik, die meer dan 3 m hoog en breed kan worden. De takken zijn lichtbruin en iets gedoornd. De vrij grote bladeren zijn glimmend donkergroen. Over het algemeen zijn het gezonde struiken. Soms laten de planten echter in het late voorjaar de bladeren wat hangen en worden ze wat dof. De 'gewone' groenbladige variant wordt zeer veel gekweekt en toegepast.


Naast het origineel zijn er enkele groenbladige cultivars op de markt. Zoals de naam al doet vermoeden, groeit 'Compacta' duidelijk compacter dan E. ebbingei. De naam doet ook vermoeden dat het hier om een oude cultivar gaat. Maar waarschijnlijk is deze naam recent (in Italië) aan een compactere vorm gegeven, wat de naam ongeldig maakt, want Latijnse cultivarnamen mogen niet, hoe toepasselijk ze ook zijn. Een andere cultivar met een duidelijk compactere groei is 'Bokraglory' (GREEN GLORY). De bladeren van deze cultivar zijn iets sterker gegolfd en iets meer grijsgroen dan bij E. ebbingei. Waarschijnlijk is hij ontstaan door terugkruising met E. pungens. De compactere cultivars zijn bij uitstek geschikt voor toepassing in de openbare ruimte.
Een aantal bontbladige cultivars mag zich in eenzelfde populariteit verheugen. Net als bij E. pungens is ook bij E. ebbingei de bekendste bontbladige cultivar zeker niet de beste. 'Limelight' heeft glimmend donkergroen blad met een grote goudgele vlek in het centrum. Net als E. pungens 'Maculata' heeft 'Limelight' sterk de neiging om groenbladige takken te vormen. 'Lemon Ice' is ontstaan als mutant in 'Limelight'. Het is een iets compactere struik met een lichtgeel centrum in het blad. Ook het blad van de relatief onbekende 'Moonlight' heeft een lichtgeel centrum, maar is nog iets groener dan 'Lemon Ice'. Beide zijn mooie alternatieven voor 'Limelight', maar ze worden slechts mondjesmaat gekweekt, als ze überhaupt nog worden gekweekt.


Elaeagnus ebbingei 'Coastal Gold'
Elaeagnus ebbingei 'Coastal Gold'
Er worden ook steeds weer lookalikes van 'Limelight' geïntroduceerd, waarbij meestal wordt vermeld dat deze stabieler zijn, maar uiteindelijk blijkt steeds weer dat ook deze cultivars teruglopen. Dit neemt natuurlijk niet weg dat het heel fraaie planten kunnen zijn. De twee belangrijkste zijn 'Coastal Gold' en 'Lannou'. Laatstgenoemde wordt verkocht onder de handelsnamen ELEADOR en GOLD SPLASH. Met name 'Coastal Gold' verschilt van 'Limelight' door een wat smallere groei en een meer zilvergrijze onderzijde van het blad. Ook 'Bridouze' (COPACABANA) kan worden gerekend tot de lookalikes van 'Limelight'. En ook voor deze relatieve nieuweling geldt: eerst zien dat de plant stabiel is, dan pas geloven!

De wat nieuwere 'Abrela' (MARYLINE) heeft slechts smalle groene randen aan de gele bladeren. De bladeren zijn opvallend gegolfd, waarschijnlijk het resultaat van terugkruisen met E. pungens. Het is een leuke en vooral opvallende aanvulling op het sortiment.
Waarschijnlijk is 'Gilt Edge' de beste cultivar van E. ebbingei. De donkergroene bladeren zijn goudgeel gerand. Het is een zeer stabiele cultivar. De nieuwere Franse cultivars 'Viveleg' en 'Cherbourg' lijken sterk op 'Gilt Edge'. 'Viveleg' heeft wat breder blad; 'Cherbourg' vormt vrij veel bladeren die voor de helft of helemaal geel zijn, waardoor de plant een duidelijk 'gelere' uitstraling heeft. De oude cultivar 'Variegata' heeft zeer smalle crèmekleurige bladranden. De cultivar is vrijwel verdwenen uit cultuur, mede omdat 'Gilt Edge' en 'Viveleg' veel beter zijn.


Deze planten kunnen dus prima als accentstruik worden toegepast

Elaeagnus ebbingei 'Moonlight'
Elaeagnus ebbingei 'Moonlight'

Gebruikswaarde

Elaeagnus is vrijwel bodemvaag en zal gedijen op iedere grondsoort; alleen op zware kleigrond zullen de planten minder goed groeien. Overigens zijn de bladverliezende soorten gemakkelijker dan de bladhoudende. Elaeagnus groeit zowel in de schaduw als in de volle zon goed. Een belangrijke positieve eigenschap van wintergroene Elaeagnus is dat ze zeer windresistent zijn en dat ook zeewind uitstekend wordt verdragen. Hierdoor is het een van de weinige wintergroene planten die tot dicht bij de kust kunnen worden toegepast. Ook de bladverliezende E. angustifolia en E. 'Quicksilver' zijn bijzonder zeewindresistent. De bladverliezende en de bladhoudende soorten zijn niet alleen heel verschillend, ook de toepassingsmogelijkheden verschillen. Bij E. angustifolia, E. commutata en E. 'Quicksilver' vormen de zilvergrijze bladeren de voornaamste sierwaarde. Deze planten kunnen dus prima als accentstruik worden toegepast. Door de rustige bladkleur passen deze struiken in een breed scala van ontwerpen, niet alleen in de openbare ruimte, maar ook in particuliere tuinen. Vooral 'Quicksilver' kan een echte blikvanger zijn.


Elaeagnus 'Quicksilver'
Elaeagnus 'Quicksilver'
De andere twee bladverliezende soorten, E. multiflora en E. umbellata, kunnen zonder problemen in het openbaar groen worden toegepast, maar ze missen sierwaarde om in de particuliere tuin de show te stelen. Dat het goede drachtplanten zijn, is natuurlijk wel een positieve eigenschap. De vruchten hebben wel een zekere sierwaarde en het zijn prima planten om voor groenschermen met een gemengde beplanting toe te passen. Daarbij zijn de vruchten eetbaar en kunnen ze verwerkt worden in jam of gelei.

De wintergroene E. ebbingei en E. pungens lenen zich prima om in groenschermen, als defensieve beplanting of als haag toe te passen. De bontbladige cultivars zijn hiervoor minder geschikt, vooral als het planten betreft met een bont centrum in het blad. Deze zijn minder stabiel en het vergt simpelweg te veel onderhoud om deze planten bont te houden. De planten met gele bladranden zijn hiervoor geschikter, maar over het algemeen worden deze geelbonte planten weinig in het openbaar groen toegepast. Toepassing als haag is uiteraard zeer smaakgevoelig en in praktijk zal hiervoor voornamelijk E. ebbingei$: worden gebruikt. Maar de bontbladige planten zijn natuurlijk bij uitstek geschikt voor toepassing in particuliere tuinen.

Om te kunnen reageren moet je zijn ingelogd.   LOGIN   of maak gratis een account aan.

REACTIES
Julia Voskuil
Tuesday 3 December 2019
Mooi artikel. Elaeagnus 'Quicksilver' is een fraai boompje met heerlijk geurende bloempjes, maar het is goed te weten dat hij worteluitlopers kan maken, soms wel vele meters vanaf de stam.
Adriaan A.C.M Huijskens
Tuesday 26 May 2020
We hebben diverse Eleagnus ebbingi (Viveleg en Compacte) (bonte blad en groen blad) geplaatst. Het is een kalkachtige/leemachtige grond in de Dordogne, en heb grotere sleuf laten graven en daarna potgrond toegevoegd en een handvol gedroogde koemest. Daarna goed water gegeven de 1e dagen. Maar de bonte bladsoort (Viveleg) laat nogal wat blad vallen en blad vergeelt. Daarom nu gestopt met water geven (onder de bovenste laag voelt het toch gewoon vochtig. Is dit bladverlies-/verkleuring te wijten aan het water geven of iets anders? Het is deze dagen lekker warm (30 graden) dus kan nu goed vocht kwijt. Of is er een ander probleem?

download artikel

Tip de redactie

Meld je aan voor onze digitale nieuwsbrief.
AGENDA
Foire de Libramont
zondag 28 juli 2024
t/m woensdag 31 juli 2024
PlantariumGroen-Direkt Najaarseditie 2024
woensdag 21 augustus 2024
t/m donderdag 22 augustus 2024
Groentechniek Holland 2024
woensdag 11 september 2024
t/m zaterdag 14 september 2024
Future Green City 2024 in Utrecht
maandag 23 september 2024
t/m donderdag 26 september 2024
Vakbeurs Openbare Ruimte 2024
woensdag 25 september 2024
t/m donderdag 26 september 2024

ONDERDELEN
Archief
Dossiers
GIP
OVER ONS
Over ons
Duurzaamheid & NWST
Contact
Het team
ADVERTEREN EN ABONNEREN
Fysiek abonnement
Digitaal abonnement
Abonneren nieuwsbrief
Adverteren
Verschijningsdata
MEER
Redactionele spelregels
Algemene voorwaarden
Disclaimer
Privacy
Cookies
ONDERDELEN
OVER ONS
ADVERTEREN EN ABONNEREN
MEER