Whatsapp Facebook X LinkedIn Instagram RSS feed

Bloembollen voor natte groeiplaatsen voorkomen hittestress

ARTIKEL
Facebook Twitter Linkedin Whatsapp
Carien van Boxtel, tuin- en landschapsontwerper en ontwerper/beplantingsdeskundige bij JUBHolland, maandag 9 maart 2020
330 sec


Wadi's en rain gardens kunnen ware stadsoases worden

De afgelopen zomer werden we opnieuw geconfronteerd met extreem weer. Voor het eerst in de geschiedenis bereikte het kwik waarden boven de 40 graden Celsius. Het zal niet bij incidenten blijven: deskundigen voorspellen langere, warme zomers met lange droge periodes, gevolgd door extreme piekbuien, waarin we in korte tijd veel neerslag zullen moeten verwerken. Klimaatverandering heeft veel gevolgen, onder andere voor het sortiment beplantingen dat kan worden toegepast. In dit deel ga ik in op bloembollen voor natte en vochtige groeiplaatsen.


Natte groeiplaatsen in stedelijk gebied: waar denken we dan aan?

Nederland is een waterrijk land door de lage ligging met het gematigde zeeklimaat. Ons buitengebied bestaat voor een groot deel uit water, waaronder meren, plassen, sloten, rivieren, beken, natte veenweidegebieden, uiterwaarden, grachten en vaarten. In het stedelijk gebied zijn er ook veel natte groeiplaatsen, zoals oevers van vijvers, grachten, sloten en kanalen. Een heel nieuwe vorm van speciaal ontworpen natte locaties zijn zogenaamde wadi's. Een wadi werkt eigenlijk net als een uiterwaard of een rivierbedding; het is een speciaal ontworpen plek die af en toe volledig blank komt te staan en waarin het water vervolgens vertraagd wordt afgevoerd naar het grond- en oppervlaktewater. Een wadi ontziet zo het rioleringssysteem. Een wadisysteem is ontworpen voor een bepaald volume op te vangen water. De wadi is doorgaans berekend op een maximale waterdiepte van enkele tientallen centimeters en staat soms een korte periode onder water, meestal niet meer dan een etmaal. Buiten deze inundatieperioden staat de wadi vaak langdurig droog.


Een rain garden, infiltratievak of vloeiveldje is een verdiept aangelegd plantvak met een vlakke bodem, beplant met een variatie aan planten en struiken. Het is bedoeld om tijdelijk water op te vangen na een hevige regenbui en dit langzaam te laten wegzakken. De beplanting dient om het water vast te houden, beter in de bodem te laten infiltreren en te laten verdampen. Net als een wadi staat een rain garden het grootste deel van de tijd droog. Naast bovengenoemde functies: opvang van regenwater, drainage en waterberging, zorgt een wadi bovendien voor natuurlijke zuivering van het afstromende regenwater in de bovenste toplaag. Dit afstromende water kan immers vervuild zijn met bijvoorbeeld zware metalen, strooizout, nutriënten en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (paks).

Heemparken groep mensen 2 Leucojum ©CarienvanBoxtel
Heemparken groep mensen 2 Leucojum ©CarienvanBoxtel

Oevers van grachten, kanalen en sloten

Oeverplanten zijn in principe planten die langs het water groeien. Vaak zijn dit vochtminnende planten, zoals de groep helofyten (moerasplanten die in de waterbodem wortelen, maar met de stengel en bladeren boven het water uitsteken, zoals riet en lisdodde). Al deze plekken winnen enorm aan waarde wanneer ze worden beplant. En dan niet met eentonig en bewerkelijk gemaaid gazon, maar structuurrijke en hoger groeiende kruiden en vaste planten, heesters, maar ook bloembollen. Dat is goed voor de biodiversiteit, biedt schuilplekken voor fauna, is bovendien veel mooier en past beter in het landschap. Het kunnen ware 'stadsoases' worden. Ook zal opgaande begroeiing door verdamping bijdragen aan het terugdringen van de hittestress. En: hoe hoger de beplanting, hoe minder betreding door mens, hond en kat. Dat vergemakkelijkt het beheer van deze plekken. Ten slotte leidt de goede doorworteling van de bodem voor een verbetering van het infiltrerend vermogen en dragen helofytenplanten, maar ook bijvoorbeeld wilgensoorten, bij aan het reinigend vermogen van de wadi.


Verschillende soorten 'nat' en 'vochtig'

Voor het kiezen van de juiste beplanting en vooral bloembollen is het belangrijk om te weten hoe nat de bodem is: altijd waterverzadigd met het grondwater op maaiveldniveau (moeras), of af en toe nat (wadi, tijdelijke overstromingszone of rain garden)? Is er sprake van een hoge, lage of wisselende grondwaterstand? Zand of klei? Zon of schaduw? Allemaal zaken die meespelen bij het kiezen van de juiste soorten. De meeste bloembollen die in cultuur zijn, komen uit streken met een landklimaat, waarbij het in de zomer heet is en in de winter zeer koud. Om de hitte te weerstaan, is de ondergrondse stengel geëvolueerd tot een bol of knol. De plant trekt zich daar geheel in terug tijdens de zomer, om vervolgens, na het aanmaken van een interne bloemknop, weer tevoorschijn te komen. Een permanent natte bodem zonder zuurstof is doorgaans geen goede groeiplaats voor bloembollen, zelfs niet voor bollen die af en toe best nat kunnen staan. Maar voor goed gedraineerde plaatsen met een dynamische waterstand (dus goed aangelegde wadi's, rain gardens en locaties iets hoger op een oever) valt er nog aardig wat te kiezen. Denk bijvoorbeeld aan bollen die afkomstig zijn uit nattere (zee)klimaten, zoals dat van ons. En die keuze is ruimer dan je zou verwachten. Vooral in het stroomgebied van rivieren in Nederland en België (de groep 'stroomdalplanten') en in de vochtige Amerikaanse prairies komen een paar interessante bol- en knolgewassen voor.


Camassia (indianenbloem of prairielelie)

Camassia is een prachtige, goed verkrijgbare en geliefde prairieplant. De plant heeft witte, waterblauwe tot heel donkerblauwe aarvormige bloemstelen, waarlangs de stervormige bloemen mooi gerangschikt staan, en sierlijk blauwgroen lancetvormig blad. Camassia komt uit de bergen en prairies van het westelijk deel van Noord-Amerika. Indianen aten de bol, die qua smaak iets wegheeft van een zoete aardappel. De wat forsere Camassia leichtlinii kan prima in wat vochtiger borders staan, maar ook in gras of langs waterpartijen. Bijen en hommels vliegen er graag op en de forse plant biedt veel structuur- en sierwaarde. Camassia leichtlinii 'sacajaweja' wordt 70-90 cm lang, heeft crèmekleurige bloemen en prachtig bont blad dat al vroeg sierwaarde heeft. Camassia leichtlinii 'caerulea' is een prachtige helderblauwe variant die al rond half april kan bloeien, zeker na een paar jaar vast staan. Deze cultivar wordt ook 70-90 cm hoog. Camassia cusickii blijft iets lager, zo'n 50 cm, en bloeit iets later dan Camassia leichtlinii 'Caerulea' in een heel lichte waterig blauwe tint. Het is een prachtplant die veel blad maakt. Camassia quamash is een verfijnde kobaltblauwe prairielelie van zo'n 40 cm hoog, die prima op nattere weilanden of aan vijvers kan groeien. In de vochtige meadows van de beroemde tuin Great Dixter in het VK bloeien ze prachtig in mei.


Fritillaria meleagris liggend ©JoopHuner
Fritillaria meleagris liggend ©JoopHuner

Fritillaria meleagris (kievitsbloem)

Dit heel verfijnde bolgewasje van ca. 20 cm hoog werd al in 1573 geïntroduceerd als cultuurgewas en is een van de meest bijzondere bloemen die we überhaupt kennen: de auberginekleurige variant heeft een ragfijn dambordmotiefje dat op de bloemblaadjes geschilderd lijkt. De kievitsbloem gedijt op natte plekken waar de waterstand fluctueert. Het is een inheemse plant die in ons land op nog maar een paar plekken in het wild voorkomt. In het verleden werden ze veel geplukt en ook het verlagen van de waterstanden heeft ze schaars gemaakt.


Galanthus nivalis (gewoon sneeuwklokje)

Het gewoon sneeuwklokje is een inheemse plant in Zuid- en Midden-Europa en in cultuur sinds 1576. Inmiddels is het sneeuwklokje ingeburgerd als goed verwilderende stinzenplant. Het gewoon sneeuwklokje doet het prima op een voedselrijke, kalkrijke vochtige standplaats, zowel op klei- als zandgrond. Op stinzenplantenlocaties wordt het ook vaak waargenomen aan oevers van grachten en waterpartijen. Sneeuwklokjes kunnen flink uitzaaien. De vermeerdering kan een handje worden geholpen door na de bloei flinke pollen op te nemen, te splitsen en opnieuw te planten.


Leucojum aestivum (zomerklokje)

Het zomerklokje, dat in het voorjaar bloeit, is inheems in Nederland en België. Het forse gewas lijkt op een reuzensneeuwklok met zes bloemblaadjes en geel-groene stippels. Aan de bloemstengel zitten gewoonlijk drie tot vijf bloemen van 2 cm lang. De hoogte kan variëren van 30 cm tot 70 cm en de bloeitijd ligt tussen april en juni. De soort staat op de Nederlandse en Belgische Rode lijst van planten als zeer zeldzaam en matig afgenomen. Het zomerklokje komt van nature voor in moerassige weilanden, natte bossen en langs rivieren tussen het riet. Het kan dus prima af en toe met zijn bolletje onder water staan. Leucojum aestivum 'Gravetye Giant' is een goed verkrijgbare cultivar, die in 1924 door de Engelse tuinier William Robinson geselecteerd werd en genoemd is naar zijn landgoed in Sussex. Het is een sterke cultivar van de soort met een uitbundige bloei (tot acht bloemen per scherm).


Narcissus pseudonarcissus ssp. pseudonarcissus en lobularis (wilde narcis)

Een aantal soorten narcissen is geschikt voor een vochtige en voedselrijke standplaats, vooral tijdens het groeiseizoen. Dat geldt bij uitstek voor de prachtige ingetogen inheemse of wildsoorten. Plant ze op vochtige plekken, maar zorg voor een zonnige of halfbeschaduwde standplaats en voldoende drainage. Narcissus pseudonarcissus is een vroeg bloeiende wilde narcis van 15 tot 20 cm hoog; in maart ontluiken de bloemen. De wilde narcis is inheems (maar zeldzaam), met zachtgele bloemblaadjes en een goudgeel trompetje. Narcissus pseudonarcissus ssp. lobularis is qua uiterlijk bijna identiek, maar is een zogenaamde geografische vorm van de wilde narcis uit België en Noord-Frankrijk, die af en toe nog in de handel verkrijgbaar is. Beide soorten zaaien zich flink uit, wat natuurlijk een bijkomend voordeel is: more is more!


Nectaroscordum siculum (Bulgaarse ui of Siciliaanse honingknoflook)

Nectaroscordum is een klein geslacht van drie tot vier soorten uit Centraal-Azië, uit vochtige loofbossen en weides. De geslachtsnaam Nectaroscordum is samengesteld uit het Latijnse nectar en scordium, dat is afgeleid van het Griekse skorodon (knoflook), omdat de plant naar knoflook ruikt. De Engelsen noemen de plant daarom honey garlic. Een andere naam is 'Siciliaanse honingknoflook', een verwijzing naar de geur van de gekneusde bollen en het massale bezoek van hommels en bijen vanwege de nectar die letterlijk van de bloem af druipt. Hij bloeit tot wel 80 cm hoog met een tros hangende, klokvormige bloemen, die groenwit zijn met een karmijnrode, kastanjebruine tot paarse streep. Na de bloei verschijnen rechtopstaande decoratieve zaaddozen. Het blauwgrijze loof is driehoekig van doorsnede en sterk draaiend over de lengte van de opgaande bladeren. Het is een schitterende, ongewone bloembol, die het verdient om meer te worden aangeplant. Hij kan in de zon en de schaduw op een voedselrijke, lemige tot kleiige standplaats. Met bemesting kan deze plant vast blijven staan. Kortom: er valt genoeg te kiezen! Dit voorjaar zijn deze soorten door JubHolland op twee verschillende plaatsen aangeplant in Appeltern: in de 'beplante wadituin', naar een ontwerp van Koos Verkade, en langs het pittoreske knotenlaantje. Gaat dat zien!


LOGIN   met je e-mailadres om te reageren.

REACTIES
Er zijn nog geen reacties.

download artikel

Tip de redactie

Meld je aan voor onze digitale nieuwsbrief.
GREEN OUTLET
GEVRAAGD: Webdesign Hamburg
maandag 25 november 2024
AGENDA
Groene Sector Vakbeurs 2025
dinsdag 7 januari 2025
t/m donderdag 9 januari 2025
Agribex 2025
woensdag 3 december 2025
t/m zondag 7 december 2025

ONDERDELEN
Archief
Dossiers
Green Industry Profile
OVER ONS
Over ons
Duurzaamheid & NWST
Contact
Het team
ADVERTEREN EN ABONNEREN
Fysiek abonnement
Digitaal abonnement
Abonneren nieuwsbrief
Adverteren
Verschijningsdata
MEER
Redactionele spelregels
Algemene voorwaarden
Disclaimer
Privacy
Cookies
ONDERDELEN
OVER ONS
ADVERTEREN EN ABONNEREN
MEER