Whatsapp Facebook X LinkedIn Instagram RSS feed

Een landschap voor wilde bestuivers

ARTIKEL
Facebook Twitter Linkedin Whatsapp
Sabine van Rooij, Arjen de Groot (onderzoekers Wageningen Environmental Research) en Hannie Korthof (programmamanager Groene Cirkel Bijenlandschap), maandag 28 september 2020
252 sec


Wanneer zijn leefgebiedjes groot en goed genoeg voor duurzame bestuiversdiversiteit?

Het gaat slecht met wilde bestuivers in ons landschap. Dat is alarmerend, want voor veel wilde plantensoorten is bestuiving door wilde, bestuivende insecten cruciaal. Ook voedselgewassen zoals groente en fruit zijn voor 80 procent afhankelijk van deze bestuivers. Een belangrijke oorzaak van de achteruitgang van wilde bestuivers is de manier waarop we ons land, groen en onze tuinen bewerken en beheren: ons landschap wordt armer aan inheemse, bloeiende planten. Daarnaast maken we kwistig gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen, waar ook deze insecten last van hebben.


Veel burgers, bedrijven en overheden trekken dit zich aan en nemen het initiatief om het aantal wilde bestuivers te bevorderen. Van het ophangen van een bijenhotel tot het inzaaien van bermen met inheemse bloemen. Zo is in de regio rond Leiden, en in navolging ook in andere Nederlandse regio's, het initiatief genomen een zogenaamd bijenlandschap te realiseren. De vraag die dan rijst, is: wat zijn maatregelen die je kan nemen? En waar kun je ze het beste toepassen? En wanneer is het voldoende voor een duurzaam voortbestaan van wilde bestuivers in ons landschap?

Bestuivers bevorderen: op landschapsschaal

Bestuivende insecten zijn overal. Met name hommels en vlinders zijn heel zichtbaar; we zien ze zelfs rondvliegen in de meest versteende omgevingen. We zien dan echter maar een klein deel van de honderden wilde, bestuivende insectensoorten, en dan vooral de soorten die ver kunnen vliegen en niet zo kieskeurig zijn. Daardoor weten ze zelfs in onze bloemenarme omgeving hun voedsel bij elkaar te sprokkelen. De meeste soorten zijn echter veel beperkter in hun vliegvermogen en in hun voedselkeuze.


Voedselgewassen zijn voor 80 procent afhankelijk van wilde bestuivers

Wilde bijen hebben als extra beperking dat ze bij het zoeken naar voedsel steeds terugkeren naar hun nestelplek. Ze slaan daar het verzamelde stuifmeel in hun nest in broedcellen op. Elke broedcel bevat een eitje dat met het voedsel zal uitgroeien tot een nieuwe bij. Wilde bijensoorten hebben daardoor een beperkte actieradius rond hun nest. Zo kunnen veel bijensoorten niet verder dan 100 meter van hun nest naar voedsel zoeken. Als er binnen die afstand (tijdelijk) geen bloemen te vinden zijn, bijvoorbeeld doordat alle grassen en kruiden in de omgeving zijn afgemaaid, wordt het voor de bijen lastig of zelfs onmogelijk om zich voort te planten. Daar komt bij dat veel soorten specifiek op zoek zijn naar bepaalde bloemsoorten. De donkere klaverzandbij (Andrena labialis) bijvoorbeeld, heeft groot belang bij klavers, een plantengroep die je weliswaar nog regelmatig tegenkomt maar zeer sterk achteruit is gegaan in ons landschap. Andere soorten hebben weer hun eigen voorkeur. Al met al is het gebrek aan voldoende (divers) voedselaanbod een belangrijke reden waarom het aantal wilde bestuivers in ons landschap de afgelopen decennia alarmerend is teruggelopen en dat veel soorten nu bedreigd worden of zelfs al verdwenen zijn.

Als er binnen een bepaalde afstand (tijdelijk) geen bloemen zijn, wordt het voor bijen lastig zich voort te planten

Om bestuivers te helpen, is het dus van belang niet alleen te kijken naar maatregelen die op zichzelf staan, zoals een enkele bloemenrand of bijenhotel. Ook, en juist, is het toepassen van allerlei combinaties daarvan in het landschap van belang. Daarom is het zaak goed na te denken over inrichting en beheer op landschapsschaal, en om maatregelen in samenhang te nemen.
Dat maakt het meteen ook ingewikkeld, want ons landschap wordt niet beheerd door één organisatie, maar door veel verschillende actoren. Veel particulieren, bedrijven, overheden en organisaties willen zich inzetten voor 'de bij'. Het is voor deze partijen afzonderlijk lastig om te zien met welke maatregel zij het meest toevoegen aan het landschap om hen heen. En zelfs voor hen gezamenlijk is het moeilijk te overzien op welke plekken bijvriendelijke maatregelen het effectiefst zijn en wanneer er voldoende maatregelen zijn getroffen om de neerwaartse trend te keren.

De tekst gaat verder onder de afbeelding.


Bestuiversdiversiteit teruggebracht tot enkele 'bestuiversecoprofielen'

In Nederland kunnen heel veel verschillende soorten bestuivers voorkomen. Er zijn soorten die alleen op droge graslanden met specifieke planten voorkomen, terwijl andere alleen van een bepaalde plant stuifmeel en nectar kunnen halen. Weer andere soorten hebben een combinatie van verschillende planten of vegetatietypen nodig om voedsel, een nestelplek en bouwmateriaal te vinden. Waar te beginnen en wat te doen om al deze verschillende soorten te stimuleren?


Om actoren daarvoor handvatten te bieden, is in 2015 het Groene Cirkel Bijenlandschap begonnen met het ontwikkelen van 'bestuiversecoprofielen'. De bestuivers die konden voorkomen in het gebied rond Leiden, Alphen aan den Rijn en Zoeterwoude, werden in groepen ingedeeld op basis van hun binding met het landschap: welk type vegetatie hebben ze nodig voor hun nest en voedsel, en wat is de maximaal overbrugbare afstand daartussen. Voor dit laagveenlandschap kwamen we tot drie bestuiversecoprofielen: 'grazig droog', 'bosrand en grazig' en 'grazig nat en droog'. Voor deze bestuiversecoprofielen is op basis van (wetenschappelijke) literatuur en expertkennis ingeschat hoeveel oppervlakte vegetatie ze nodig hebben en wat de maximale onderbreking van hun habitat mag zijn.

Het is zaak goed na te denken over inrichting en beheer op landschapsschaal, en om maatregelen in samenhang te nemen

Niet alle soorten konden ingedeeld worden in deze drie groepen. Sommige soorten zijn bijvoorbeeld afhankelijk van de aanwezigheid van één plantensoort. We hebben ervoor gekozen om bestuiversecoprofielen op te stellen die zo'n 80 procent representeren van de soorten bestuivers die in het laagveengebied kunnen voorkomen.

Bouwstenen voor het bijenlandschap ...

De soorten die door een bestuiversecoprofiel worden gerepresenteerd, hebben dus ongeveer hetzelfde type vegetatie in het laagveenlandschap nodig. Op basis van de beschikbare (expert)kennis is gekeken of we bouwstenen konden onderscheiden voor een duurzaam 'bijenlandschap'. We hebben op basis van de ecologie van bestuivers drie bouwstenen onderscheiden: 'Bed & Breakfastgebieden' (grote leefgebieden waar de soorten van het bestuiversecoprofiel duurzaam kunnen voorkomen), 'verbindend landschap' (waardoor bestuivers makkelijk vanuit een B&B-gebied een ander B&B-gebied kunnen bereiken en dit herkoloniseren) en 'bijtankstations' (kleine maatregelen in het landschap die niet bijdragen aan het habitatnetwerk, maar wel het bestuiversonvriendelijke, tussenliggende landschap beter overbrugbaar maken).
Voor elk van de bestuiversecoprofielen is vervolgens ingeschat wat ze ruimtelijk ten minste in het landschap nodig hebben.


... maken analyse van een bijenlandschap mogelijk!

Doordat we voor de bouwstenen voor het bijenlandschap ruimtelijke voorwaarden hebben geformuleerd, is het mogelijk het habitatnetwerk voor de ecoprofielen in beeld te brengen met een computermodel. In het gebied van het Bijenlandschap Groene Cirkels zijn hiervoor data verzameld van deelnemende partners, waarmee de habitat voor bestuivers in beeld kon worden gebracht en kon worden berekend welke gebieden voldeden aan de voorwaarden voor een B&B-gebied of voor verbindend landschap. Dit bleek een goed beeld te geven van de waardevolle leefgebieden voor bestuivers in het gebied. Daarnaast was het mogelijk om ruimtelijk expliciete aanbevelingen te doen voor het verbeteren van het landschap voor bestuivers.


Ontwikkeling bestuiversecoprofielen ook voor andere landschapstypen

De ontwikkelde bouwstenen en de analysekaart die is gemaakt in het Groene Cirkel Bijenlandschap bleken zeer bruikbaar te zijn. Deze systematiek is overgenomen in de Kennisimpuls Bestuivers, een onderzoeksprogramma uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), waarin op allerlei manieren wordt geprobeerd actoren handvatten te bieden om effectievere maatregelen te nemen voor bestuivers.


Alleen samen kunnen we de negatieve trend ombuigen tot een positieve

Dit jaar worden er voor alle landschapstypen van Nederland bestuiversecoprofielen gedefinieerd, inclusief ruimtelijke randvoorwaarden voor de bouwstenen. Deze bieden gemeenten en andere (samenwerkende) organisaties de benodigde handvatten om de leefgebieden voor bestuivers in hun gebied in beeld te krijgen en om de maatregelen die genomen kunnen worden te prioriteren. We hopen dat actoren hiermee worden geholpen om effectievere maatregelen te nemen en dat de benodigde samenhang zal ontstaan waarvan de bestuivers in onze landschappen maximaal kunnen profiteren. Alleen samen kunnen we de negatieve trend ombuigen tot een positieve.

Om te kunnen reageren moet je zijn ingelogd.   LOGIN   of maak gratis een account aan.

REACTIES
Wankja Ferguson
Monday 28 September 2020
Beste Auteurs,
Jammer genoeg geen woord over hoe men dat bloemrijk grasland dan zou moeten verkrijgen. Ik ben afgelopen week in de buurt van Leiden in een dergelijk veenweide gebied geweest, op bezoek bij vier boeren, die alle vier zéér welwillend waren over ander en beter beheer en beweiding. Echter hadden ze alle vier een te hoge begrazingsdruk op hun weilanden om er ook maar één bloem in te laten bestaan. Waardoor het weer één grote groene massa werd. Waarom wordt het niet geduid wat het maximaal aantal stuks vee per ha. zou moeten zijn, wil je werkelijk een bloemrijke weide jaar rond kunnen realiseren ?

Verder vind ik het een onduidelijk plaatje. Het is goed dat u noemt dat bijen vaak niet meer dan 100 meter afstand kunnen afleggen als ze foerageren. Ik ben blij dat dat tot u is doorgedrongen, ook al had ik het zelf al vele jaren geleden gehoord van Theo Peeters, hoofdauteur van het boek de Nederlandse Bijen ( KNNV 2012).
Ik vind het plaatje met de afstanden van 500 en 100 meter erin genoemd toch onduidelijk.
Ook wordt er nog steeds niets genoemd over het maaien met de gradiënt méé, noodzakelijk om het beheer af te stemmen op die 100 meter grens én de planten waar zoveel stuifmeelspecialisten van afhankelijk zijn.

Met vriendelijke groet Wankja Ferguson
Huib Koel
Monday 5 October 2020
Jammer dat er gekozen wordt voor een foto van een honingbij. Ook in het artikel geen enkel woord over 'overbegrazing' door honingbijen. Gemiste kans.

download artikel

Tip de redactie

Meld je aan voor onze digitale nieuwsbrief.
AGENDA
Foire de Libramont
zondag 28 juli 2024
t/m woensdag 31 juli 2024
PlantariumGroen-Direkt Najaarseditie 2024
woensdag 21 augustus 2024
t/m donderdag 22 augustus 2024
Groentechniek Holland 2024
woensdag 11 september 2024
t/m zaterdag 14 september 2024
Future Green City 2024 in Utrecht
maandag 23 september 2024
t/m donderdag 26 september 2024
Vakbeurs Openbare Ruimte 2024
woensdag 25 september 2024
t/m donderdag 26 september 2024

ONDERDELEN
Archief
Dossiers
GIP
OVER ONS
Over ons
Duurzaamheid & NWST
Contact
Het team
ADVERTEREN EN ABONNEREN
Fysiek abonnement
Digitaal abonnement
Abonneren nieuwsbrief
Adverteren
Verschijningsdata
MEER
Redactionele spelregels
Algemene voorwaarden
Disclaimer
Privacy
Cookies
ONDERDELEN
OVER ONS
ADVERTEREN EN ABONNEREN
MEER