| |||||||||||||
Laatst mocht ik voor een grote groep beheerders een cursusdag verzorgen over onderhoud, inspectie en de koppeling naar beleid. Daarvoor heb ik toen in beeld gebracht hoe het sinds de inwerkingtreding in 1997 van het Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen is verlopen. Waarom inspecteren we?In het kort komt het hier op neer: het Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen (WAS) schrijft eenvoudigweg voor dat een speeltoestel veilig moet zijn. Om dit te bereiken, is gekozen voor de invoering van certificering. Om zo'n certificaat van een aangewezen keuringsinstantie (AKI) te kunnen krijgen, moet je in een technisch constructiedossier (TCD) de veiligheid aantonen aan de hand van normen en richtlijnen en dan vervolgens zorgen voor goede plaatsing, onderhoud en inspectie zoals in het TCD omschreven. En via een typeplaatje op het toestel moet een en ander te traceren zijn.Wat is er veranderd sinds 1997?Aangezien de speeltoestellen die er in 1997 stonden nog niet gecertificeerd waren, moesten we andere methoden gebruiken om veiligheid aan te tonen. Daarvoor werd naar de NEN 1176 en 1177 gegrepen. In de loop der jaren werd duidelijk dat er ook andere richtlijnen en methoden zijn. Denk bijvoorbeeld aan het bouwbesluit, risicoanalyses zoals de Fine Kinney-methode, gezond verstand en ook het gebruik van andere NEN-normen die de veiligheid van een speeltoestel kunnen aantonen. En bij gebrek aan TCD's bij die toestellen van voor 1997 wisten we niet echt hoe vaak we ze moeten inspecteren. Dus riepen we bijvoorbeeld: 'Vier keer per jaar inspecteren!' Omdat de meeste gemeenten niet alle onveilige situaties in een keer konden aanpakken, werd er bij veel inspectiebureaus zogenaamde prioritering bij de opmerkingen ingevoerd.Parallel aan al deze ontwikkelingen vond de grote digitaliseringsslag plaats. Ieder inspectiebureau had zo zijn eigen gegevensbeheerprogramma waarmee de klant werd geholpen, maar ook gegijzeld. Via die automatisering is eigenlijk een werkwijze in beton gegoten die gebaseerd was op de situatie in 1997. Deze werkwijzen zijn veelal niet of slechts mondjesmaat aangepast aan de ontwikkelingen die in de loop der jaren plaatsvonden. Zo werd ervaring opgedaan met allerlei speeltoestellen in verschillende situaties, er vonden - helaas - een aantal ongelukken plaats waaruit geleerd werd, er werden nieuwe inzichten verkregen en er zijn aanpassingen in de normen doorgevoerd. Er is een reikwijdtebesluit opgesteld, documenten (TCD's) bij speeltoestellen werden leesbaarder, de Voedsel- en warenautoriteit leerde haar rol als controleur steeds een stukje beter, de randen van de wet zijn afgetast met bijvoorbeeld speelaanleidingen en speelgoed in de openbare ruimte en het stroomschema werd vastgelegd. Ook nam het kennisniveau van inspecteurs en (gemeentelijke) beheerders toe door onder andere publicaties en opleidingen (met name door het Keurmerkinstituut) en de examens via Stichting Veilig Spelen. Dit alles zorgde voor meer duidelijkheid voor degenen die het wilden horen, of het werd juist aangegrepen om onduidelijkheid naar de klanten te creëren of om eindeloze discussies te voeren over wel of geen speeltoestel of speelaanleidingen.Maar vooral: vrijwel alle speeltoestellen in Nederland zijn gecertificeerd en de (materiaal)kwaliteit van de nieuwe speeltoestellen is exponentieel gestegen. Zijn er te veel inspecties?Toch zie ik nog veel inspecties langskomen alsof het 1997 is. Zo staan in de veiligheidslogboeken/actuele dossiers veel dingen die niet over veiligheid maar over onderhoud gaan. De bedoeling van het actueel dossier is het aantonen dat de beheerdersverplichting voldaan is: installatie, inspectie, onderhoud en identificatie (art. 15 WAS). Dus datum van inspectie en onderhoud, gebreken en veranderingen, vervanging van belangrijke onderdelen plus gegevens over ongevallen.Vaak worden de opmerkingen in een lage prioritering door de beheerders standaard niet opgelost. Is het dan wel een serieus gebrek of eerder een onderhoudsopname? Ook opmerkingen als 'gras in de ondergrond' of 'graffiti' lijken niet veel navolging te krijgen. Logisch, omdat dat veelal via routes/afdelingen wordt uitgevoerd of geen echt veiligheidsaspect betreft. Zou het niet veel handiger zijn om bijvoorbeeld in het contract met het inspectiebureau vast te leggen dat er een melding gemaakt wordt via het eigen systeem van de collega's die verantwoordelijk zijn voor graffitiverwijdering? Van een schommelstelling zonder zitje zou mijns inziens in de meeste situaties niet eens een opmerking in het actueel dossier hoeven te staan, maar eerder een soort afrekenbon: 'Nieuw zitje opgehangen'. Als een gemeente heeft besloten dat er ergens een schommel moet staan, moet deze gewoon functioneren, want het onderhoudsniveau heel, schoon en veilig is toch wel standaard. Loszittende bouten en dergelijke moeten gewoon meteen aangepakt worden en waarom zou je dat dan in het actueel dossier moeten opschrijven? Er heeft toch geen ongeval plaatsgevonden? Hoe kun je gericht inspecteren?Hoe vaak moet je dus inspecteren? Zo vaak als nodig is. Concreet komt dat erop neer dat dit voor sommige toestellen misschien één keer per twee aar is en juist misschien wel negen keer per jaar bij toestellen met een grote gevaarzetting, die veel gebruikt worden in een omgeving waar veel gebeurt - denk aan vandalisme of evenementen. Dat is lastig, maar tegenwoordig zou het toch mogelijk moeten zijn om de speelplekken inspectiegericht in te delen aan de hand van het toestel en locaties die de meeste inspecties nodig hebben en locaties die met minder inspecties kunnen?De kracht van gegevensbeheerMaar goed, de automatisering heeft ook een schat aan data opgeleverd die ingezet kunnen worden voor gerichter beheer, maar dan wel praktisch en niet 'bijhouden omdat het kan'. De inventarisatiegegevens van speeltoestellen in programma's als Geovisia, Playmapping, ABSweb, Obsurv en GBI World leveren een schat aan beheer- en planningsinformatie. Maar dan moeten de juiste gegevens consequent en volledig ingevoerd zijn. Ook zouden niet allerlei kolommen aanwezig moeten zijn die weer nutteloos ballast vormen, want dat gebeurt nog weleens. We hebben als OBB de afgelopen 25 jaar vanuit alle beschikbare gegevensbeheerprogramma's al honderden analyses opgesteld, zowel voor beleids- als beheerplannen.Kennisdag SpeelbeheerOp 20 oktober 2022 organiseert OBB de kennisdag Speelbeheer. We vinden het namelijk de hoogste tijd onze bevindingen te delen en in te zetten voor praktische zaken als beheer en onderhoud, maar ook voor beleidskeuzes, en de combinatie van beide. Hoe zet je het beheergegevensprogramma in bij de uitvoering van de beleidskeuzes tijdens het beheer en onderhoud? Hoe moet je het gegevensbeheerprogramma inzetten waarbij beheer en inspectie afgestemd zijn op de huidige stand van zaken/wettelijke eisen, op het beleid per speelplek, gegevens passend bij uw gemeente? Onderdelen van de kennisdag zijn:
We organiseren een middag voor gebruikers van verschillende programmatuur, mede om onderlinge uitwisselingen van ervaringen te stimuleren. We willen hiermee de speelbeheerders, beleidsmakers, gis-medewerkers en participatiemedewerkers handvatten geven om zelf gegevens te gebruiken, zodat we tot een openbare buitenruimte komen om te Bewegen, Ontmoeten, Spelen en Sporten (BOSS). OBB Ingenieursbureau johan@obb-ingenieursbureau.nl 0570 - 61 60 05
Tip de redactie |
|