Whatsapp Facebook X LinkedIn Instagram RSS feed

Cotoneaster: onverslaanbaar in de openbare ruimte

ARTIKEL
Facebook Twitter Linkedin Whatsapp
Ronald Houtman, vrijdag 10 februari 2023
424 sec


Cotoneaster is een groot geslacht uit de rozenfamilie

Ze worden weleens 'saai' of 'jarenzeventig-sortiment' genoemd, maar in praktijk behoren Cotoneasters tot de meest toegepaste heesters in de openbare ruimte, en terecht. Ze zijn sterk, gemakkelijk en in veel gevallen wintergroen, en dat maakt ze onmisbaar in de openbare ruimte. Er is veel variatie in planthoogte, en bloei en vruchtdracht vormen belangrijke sierwaardes. Van oudsher zijn er twee groepen te onderscheiden: grootbladige en kleinbladige Cotoneaster.

<i>Cotoneaster salicifolia</i> 'Darwil'
Cotoneaster salicifolia 'Darwil'

Cotoneaster is met ruim 250 natuurlijke soorten een groot geslacht uit de rozenfamilie (Rosaceae). Van nature komen deze soorten voor in Europa, Noord-Afrika en Azië. De meeste soorten komen voor in de Himalaya en de Chinese provincies Sichuan en Yunnan. In Nederland komt slechts één soort in het wild voor: Cotoneaster integerrimus. Deze lage, brede, bladverliezende struik (0,5-2 m) komt alleen op kalkrijke gronden in Zuid-Limburg voor en is zelfs daar zeer zeldzaam. Veel soorten en cultivars worden gebruikt als sierplant, waarbij vooral de zeer veel toegepaste cultivars van Cotoneaster dammeri en C. ×suecicus een hoofdrol spelen. Veel Cotoneasters zijn wintergroen, wat natuurlijk een belangrijke reden is voor de populariteit in de openbare ruimte. In particuliere tuinen worden de lager groeiende wintergroene Cotoneasters vooral als groene buffer gebruikt. De hoger groeiende zijn mooie solitairstruiken. Ze worden weleens dwergkwee of Japanse dwergkwee genoemd, maar de aanbevolen Nederlandse naam van Cotoneaster is ... cotoneaster.

<i>Cotoneaster suecicus</i> 'Coral Beauty'
Cotoneaster suecicus 'Coral Beauty'

Sier- en gebruikswaarde

Cotoneasters zijn vrijwel bodemvaag, wat natuurlijk in grote mate bijdraagt aan de mogelijkheden tot toepassing. Als wintergroene bodembedekkers worden Cotoneasters het meest toegepast. Naast het wintergroene blad zijn ook de bloei en vruchtdracht belangrijke waardes. De bloemen zijn alleenstaand of verschijnen in tuilen. De bloei trekt veel insecten aan; belangrijke soorten zoals Cotoneaster horizontalis en C. salicifolius scoren nectar- en pollenwaardes van 4 of 5. De vruchten worden vervolgens gegeten door allerlei vogels en kleine zoogdieren. Met de dichte vertakking van de bodembedekkende, wintergroene Cotoneasters bieden deze planten ook goede schuilplaatsen voor kleine dieren. En omdat deze soorten in grote aantallen worden toegepast, hebben ze zeker een positief effect op de biodiversiteit.

Naast de toepassing als vak- en randbeplanting kunnen met name de grootbladige soorten en cultivars goed worden toegepast in kleine groepen of als solitair. Ook als bos- en haagplantsoen is Cotoneaster waardevol. Wel zijn Cotoneasters gevoelig voor strooizout. Langs wegen waar veelvuldig wordt gestrooid, moet de aanplant van Cotoneaster dus worden beperkt.


In Nederland komt slechts één soort in het wild voor: Cotoneaster integerrimus

Drie groepen

Taxonomisch is het gecompliceerder, maar op basis van sier- en gebruiswaarde kan het geslacht in drie delen worden gesplitst: grootbladige en opgaand groeiende Cotoneaster, (relatief) kleinbladige en opgaand groeiende Cotoneaster en laaggroeiende Cotoneaster.


Met name grootbladige, opgaand groeiende Cotoneasters zijn gevoelig voor bacterievuur en na de grote uitbraak van deze plantenziekte in de jaren 70 werden zogenaamde bufferzones ingesteld. Deze liggen onder andere in de Betuwe, rond Boskoop, in West-Brabant, de driehoek Den Bosch-Eindhoven-Tilburg, Oost-Brabant, het grootste deel van Flevoland en de Noordoostpolder en Oost-Groningen. In deze bufferzones is het verboden de volgende grootbladige Cotoneasters (inclusief cultivars) te kweken of aan te planten: Cotoneaster floccosus, C. salicifolius en C. ×watereri. Buiten de bufferzones kunnen we gelukkig wel volop genieten van deze mooie soorten en hun cultivars.

<i>Cotoneaster bullatus</i>
Cotoneaster bullatus

Grootbladig, opgaand groeiend

De belangrijkste soorten in deze groep zijn Cotoneaster bullatus, C. salicifolius en C. ×watereri. Daarnaast zien we af en toe nog C. frigidus en C. lacteus.


Cotoneaster bullatus wordt het meest toegepast als bos- en haagplantsoen. Eigenlijk is dat een beetje jammer, want het is een prachtige struik, met opvallend blad en mooie vruchten. C. bullatus is een grote struik, tot ruim 3 m hoog. De donkergroene bladeren hebben opvallend diepliggende nerven, waardoor ze een typisch 'bobbelig' uiterlijk hebben. In de herfst kleuren ze diep oranjerood. De bloemen zijn iets roodachtig aangelopen en staan in tuilen met drie tot zeven bloemen bijeen. Ze worden gevolgd door schitterende helderrode vruchten, die lang in de plant blijven.

Cotoneaster salicifolius lijkt oppervlakkig wel wat op C. bullatus, alleen zijn de bladeren iets minder gebobbeld, duidelijk smaller en zijn de bladranden typisch naar onderen gebogen. C. salicifolius is wintergroen of halfwintergroen en kan uitgroeien tot een kleine boom van ruim 5 m hoog. Door het smalle blad heeft de plant een mooie textuur. In Nederland worden onder andere de volgende cultivars gekweekt: 'Darwil' (WILLEKE, deze blijft iets lager dan de soort en geeft veel bloemen en vruchten), 'Gnom' (een langzaam groeiende wintergroene plant met een kruipende, bijna matvormige groeiwijze) en 'Repens' (eveneens een laagblijvende plant, maar in tegenstelling tot 'Gnom' wortelen de twijgen niet vast aan de grond).

Ook Cotoneaster frigidus is een grote struik tot kleine boom die ruim 5 m kan worden. De plant heeft de neiging snel een stam, of meerdere stammen, te vormen, waarop dan een breed waaiervormige kroon met iets overhangende takken groeit. De bladeren zijn relatief smal en 's winters bladverliezend of halfwintergroen. De bloemen verschijnen in dichte tuilen van 20 tot 40 bloemen en worden gevolgd door lichtrode vruchten. Rond 1920 ontstond in de kwekerijen van John Waterer Sons & Crisp in Engeland een hybride tussen Cotoneaster frigidus en C. salicifolius. Deze werd beschreven en - hoe verassend - Cotoneaster ×watereri genoemd. De verschillende cultivars zijn variabel, maar over het algemeen zijn het grote struiken tot kleine bomen met sierlijk overhangende takken. De halfwintergroene bladeren zijn, net zoals bij beide ouders, vrij smal en donkergroen. De bloemen verschijnen overdadig en worden gevolgd door forse tuilen met vruchten, die in kleur variëren van koraalrood tot bleekgeel. De bekendste cultivar is 'Cornubia'; deze is zeer rijk vruchtdragend. De bijna 1 cm grote vruchten zijn helderrood. 'Exburiensis' is een buitenbeentje in de lijst; deze heeft bleekgele vruchten.

Meerdere Cotoneaster-soorten groeien met afhangende of overhangende takken. Het maakt de planten beduidend minder stijfjes en veel sierlijker. Ook de tot 3 m hoge Cotoneaster lacteus heeft deze eigenschap. De bladeren van deze wintergroene struik staan duidelijk in twee rijen langs de twijg. Ze zijn donkergroen aan de bovenkant en wit, later geelachtig, en behaard aan de onderzijde. De bloemen verschijnen in vrij forse tuilen, die tot 70 bloemen kunnen bezitten. Ze zijn melkwit met roze meeldraden. De vruchten zijn rood.

<i>Cotoneaster watereri</i> 'Exburiensis
Cotoneaster watereri 'Exburiensis
De plant heeft de neiging snel een stam, of meerdere stammen, te vormen

Kleinbladig, opgaand groeiend

De planten in deze groep hebben, net zoals de grootbladige Cotoneasters, vaak sierlijk gebogen tot overhangende takken. Ze worden gebruikt als bos- en haagplantsoen, in kleine groepen of als solitair. Eigenlijk vormen ze als sierplant een beetje een vergeten groep, ten onrechte veroordeeld als bos- en haagplantsoen. Verschillende prachtige soorten kunnen breed worden toegepast in de openbare ruimte en (particuliere) tuinen. De bekendere soorten zijn C. conspicuus, C. dielsianus, C. divaricatus, C. franchetii, C. simonsii, C. sternianus en C. wardii. De hoogst groeiende soorten zijn C. simonsii en C. wardii. Deze planten kunnen zo'n 3 m hoog worden. Waar C. wardii de vrij kenmerkende groeiwijze met overhangende twijgen heeft, groeit C. simonsii juist vrij slank omhoog, met ietwat stijve takken. Dat maakt dat deze bladverliezende tot halfwintergroene soort ook als haag kan worden toegepast. De bladeren zijn glanzend donkergroen en de vruchten schitterend koraalrood. C. wardii is een wintergroene struik met iets groter blad (circa 4 cm), dat aan de bovenkant donkergroen en gerimpeld en aan de onderzijde witwollig behaard is. Ook de jonge scheuten zijn witwollig. Het geeft de plant een mooie, iets grijze uitstraling. De vrij kleine vruchten zijn oranjerood. C. sternianus lijkt op C. wardii, maar groeit iets lager, heeft minder sterk overhangende takken en grotere vruchten, die iets dieper van kleur zijn.


De bekende soorten C. dielsianus, C. divaricatus en C. franchetii groeien circa 2 m hoog. Ze hebben alle drie een sierlijke groeiwijze met overhangende takken en zijn alle drie bladverliezend. Bij C. franchetii zijn de bladeren licht glanzend aan de bovenzijde en wit viltig aan de onderzijde. De vruchten zijn oranjerood. C. dielsianus en C. divaricatus hebben beide glanzend donkergroene bladeren. De bladeren van C. dielsianus zijn breder dan die van C. divaricatus. Als het om de vruchten gaat, wint C. dielsianus het overigens. Deze soort geeft schitterende dieprode vruchten, die lang aan de plant blijven, terwijl de donker bruinrode vruchten van C. divaricatus veel minder opvallend zijn.

De wat minder algemene C. amoenus is een wintergroene struik, tot 1,5 m hoog, die het beste te beschouwen is als een meer opgaand groeiende, maar compactere C. franchetii. De ovale blaadjes zijn glanzend groen aan de bovenkant en grijs viltig aan de onderkant. De vruchten zijn lichtrood.

Van de hier genoemde soorten uit deze groep heeft C. conspicuus de kleinste bladeren. Het is een wat stugge plant met iets gebogen takken, die zo'n 2 m hoog zal worden. De glanzend donkergroene blaadjes zijn circa 1 cm groot. De bloemen staan steeds alleen, maar verschijnen overdadig. Ze worden gevolgd door talloze oranjerode vruchten. Samen met C. dielsianus is dit de mooiste soort in deze groep.

<i>Cotoneaster divaricatus</i>
Cotoneaster divaricatus

Laaggroeiend

Waar de opgaand groeiende Cotoneasters het moeten hebben van de sierwaarde in groeiwijze, blad en (vooral) vruchten, worden de laaggroeiende Cotoneasters in de meeste gevallen toegepast als vak- of randbeplanter en/of bodembedekker. Hoewel de bloei en vruchtdracht zeker van waarde zijn, is het vooral de textuur van de takken en bladeren die de sier- en gebruikswaarde bepaalt. Deze groep wordt aangevoerd door C. dammeri, C. horizontalis, C. radicans en C. ×suecicus, een hybride van C. conspicuus en C. dammeri.


C. radicans 'Eichholz' en de verschillende cultivars van C. dammeri zijn waarschijnlijk de meest toegepaste Cotoneasters in Nederland. De planten groeien laag en breed en kunnen met hun snelle bodembedekking goed onkruidonderdrukkend zijn. 'Eichholz' heeft iets kleiner blad, bloeit rijker en draagt veel meer en opvallendere vruchten dan de cultivars van C. dammeri. De mooie, bijna dakpansgewijze groei van C. dammeri is dan weer een troef voor die soort. Goede cultivars van C. dammeri zijn 'Gelre' (zeer laag en relatief groter blad), 'Major' (iets hoger en iets groter in alle delen), 'Miranda' (bladeren glanzender), 'Mooncreeper' (zeer laag en met iets kleiner blad dan 'Gelre') en 'Schoon' (iets krachtiger groeiend en met iets grotere bladeren). C. procumbens 'Queen of Carpets' lijkt het meest op een C. dammeri met iets kleinere bladeren. Dat deze cultivar vroeger tot C. dammeri werd gerekend, zegt genoeg over de nauwe verwantschap.

Enigszins op 'Echholz' gelijkend zijn de cultivars 'Coral Beauty', Jürgl', 'Skogholm' en 'Sürth', die uit de hybride C. ×suecicus werden geselecteerd. De planten hebben wat kleiner blad dan C. dammeri en groeien iets hoger, maar ze zijn eveneens uitstekend bodembedekkend. Opvallend is dat 'Skogholm' vrijwel geen vruchten produceert en 'Coral Beauty' juist veel.

Bijzonder mooi is de textuur van C. hjelmqvistii en C. horizontalis. Ook deze twee soorten zijn zeer nauw aan elkaar verwant, getuige het feit dat C. hjelmqvistii vroeger onder meerdere synoniemen (C. horizontalis 'Coralle' en C. horizontalis 'Robustus') bekend was. De planten hebben wat stuggere twijgen, die vaak sierlijk gebogen zijn. Ze dragen kleine, donkergroene blaadjes die duidelijk in twee rijen zijn geplaatst. Het zijn mooie bodembedekkers, maar ze bedekken de bodem iets minder snel dan de andere soorten en cultivars.

Ten slotte nog aandacht voor C. nanshan, vooral bekend door de cultivar 'Boer'. Evenals C. hjelmqvistii en C. horizontalis groeit deze plant met sierlijk gebogen twijgen. De vertakking is wat dichter, wat een snelle bodembedekking bevordert. 'Boer' is ook één van de bekendste cultivars die op stam wordt gekweekt om in particuliere tuinen te worden toegepast. Deze toepassing is nog meer voorbehouden aan de bontbladige cultivars.

<i>Cotoneaster hjelmqvistii</i>
Cotoneaster hjelmqvistii
De planten groeien laag en breed en kunnen met hun snelle bodembedekking goed onkruidonderdrukkend zijn

Bontbladig

Bontbladige planten spelen een beperkte rol in de openbare ruimte, maar een veel grotere in particuliere tuinen. Met name bij de kleinbladige Cotoneasters zijn er enkele - zeer mooie - bontbladige cultivars. Deze planten kunnen natuurlijk als vakbeplanter worden gebruikt, wat erg mooi kan zijn, maar ze worden voornamelijk op stammetjes gekweekt voor de retail. Als het dan toch om vakbeplanting gaat, is C. atropurpureus 'Variegatus' waarschijnlijk de mooiste. De takken zijn iets gebogen en dicht bezet met kleine, glanzend donkergroene blaadjes die crèmewit gerand zijn. De oranjerode vruchtjes steken goed af tegen het bonte blad.


Ook bij C. ×suecicus 'Erlinda' en 'Juliette' contrasteren de oranjerode vruchten goed met het blad. Beide planten hebben dof tot iets glanzend donkergroen blad met crèmewitte randen. 'Erlinda' is ontstaan als mutant in 'Skogholm' en heeft dezelfde groeiwijze. De plant kan dus als vakbeplanter worden gebruikt, maar wordt eigenlijk voornamelijk op stam gekweekt. De takken gaan dan sterk afhangen, waardoor een treurvorm ontstaat. 'Juliette' is ontstaan als mutant in 'Erlinda' en wijkt af door groter blad en een rijkere vruchtdracht. Doordat het blad groter is en de groei ook iets sterker, is deze plant minder geschikt om als vakbeplanter te dienen, maar het is wel een mooie plant op stam.

Ze hebben het imago wat saai en gewoontjes te zijn, maar Cotoneasters hebben een hoge gebruikswaarde, zijn goed voor de biodiversiteit en zijn ook nog eens erg mooi!

LEES OOK
Aucuba is helemaal terug
14-12-2022 | ARTIKEL
348 sec

LOGIN   met je e-mailadres om te reageren.

REACTIES
Edward Hutten
Monday 13 February 2023
Hallo,

Op https://www.nvwa.nl/onderwerpen/invasieve-exoten/invasieve-planten/invasieve-landplanten/overzicht-soorten-invasieve-landplanten wordt de cotoneaster als invasieve landplant beschreven en door Natuurmonumenten wordt deze zelf bestreden.

Dit artikel is behoorlijk tegenstrijdig. Waarom worden de risico's niet genoemd?

Vriendelijke groet,
Edward
Ronald Houtman
Monday 13 February 2023
@Edward Hutten: hoewel er een risicobeoordeling is gemaakt door de NVWA, komt Cotoneaster vooralsnog niet voor op de Unielijst Invasieve Exoten. Het artikel was in eerste instantie bedoeld om een overzicht te geven van de soorten en cultivars en hun gebruikswaarde. Maar ik had wellicht dieper moeten ingaan op de risico's zijn van het gebruik van Cotoneaster. Daarbij ook opgemerkt dat de discussie over invasieve exoten soms erg gevoelig ligt.

Groet,

Ronald Houtman
Dirk Felthuis
Saturday 4 November 2023
Dag mijnheer Houtman,

Ik ben op zoek naar een paar mooie struiken Cotoneaster Bullatus. Weet u misschien een adres waar ik deze kan kopen?

Met veel dank en hartelijke groet, Dirk

download artikel

Tip de redactie

Meld je aan voor onze digitale nieuwsbrief.
GREEN OUTLET
Iedereen kan gratis kleine advertenties plaatsen via zijn eigen account.
AGENDA
Sima 2024
zondag 24 november 2024
t/m woensdag 27 november 2024
National Tender Day
woensdag 27 november 2024
Groene Sector Vakbeurs 2025
dinsdag 7 januari 2025
t/m donderdag 9 januari 2025

ONDERDELEN
Archief
Dossiers
Green Industry Profile
OVER ONS
Over ons
Duurzaamheid & NWST
Contact
Het team
ADVERTEREN EN ABONNEREN
Fysiek abonnement
Digitaal abonnement
Abonneren nieuwsbrief
Adverteren
Verschijningsdata
MEER
Redactionele spelregels
Algemene voorwaarden
Disclaimer
Privacy
Cookies
ONDERDELEN
OVER ONS
ADVERTEREN EN ABONNEREN
MEER