'Verandering zit in de kleinste korrel' |
|
|
|
Paul van der Sneppen,
vrijdag 17 februari 2023 |
|
| 453 sec |
Besloten Leidse stadhuistuin zoekt verbinding met de stad
Wie groot denkt, moet zich óók in het kleine kunnen verdiepen, zo betoogt landschapsarchitect Nikol Dietz van het Amersfoortse H+N+S Landschapsarchitecten. In 2017 is ze gevraagd om aan te schuiven bij een brainstorm over de herontwikkeling van een postzegeltuintje, een atrium, midden in het Leidse stadhuis. Algauw gaat het gesprek over een context die zich tot ver in de stad en zelfs daarbuiten uitstrekt. Het nieuw te maken ontwerpplan wordt een zoektocht die leidt door de stadshistorie, langs stadsecologen en zelfs langs het werk van één van 's lands kleurrijkste kunstenaars, auteur en kunstschilder Jan Wolkers. 'Ontwerpen gaat over verhalen vertellen', zegt Dietz over die queeste.
Nikol Dietz: 'Een verhaal spreekt een gemeenschappelijke taal. In een verhaal herkennen mensen zichzelf en de plek waarover het gaat.' |
Landschapswandelingen
In de artikelenreeks Landschapswandelingen gaat Stad+Groen op pad met landschapsarchitecten. Samen blikken we terug op de totstandkoming van projecten, van tekentafel tot en met implementatie. De reeks wil vooral inzicht geven in de rol van groen in landschapsontwerp, maar probeert ook nieuwe technieken, trends en inzichten in de inrichting van de openbare ruimte te ontdekken.
|
Het verhaal van het Leidse stadhuis begint in de 16e eeuw. In 1595 werd het oude stadhuis gebouwd op een verhoging in het landschap, omringd door de stadssingels. Voor het ontwerp tekent dan de Gentse bouwmeester Lieven de Key (1560-1627). In 1929 brandt diens geesteskind af. Alleen de karakteristieke voorgevel in de Hollandse renaissancestijl blijft gespaard. De oude entree in die gevel doet tot op heden dienst, al is achter de 16e-eeuwse voorgevel een compleet nieuw stadhuis verrezen naar een eigentijds ontwerp van Cornelis Jouke Blaauw (1885-1947). Dat gebouw, waarin de karakteristieke hoftuin voor het eerst verschijnt, heeft sinds de oplevering in 1934 inmiddels verschillende verbouwingen en herinrichtingen doorgemaakt.
| De toren van het stadhuis lijkt, door het atriumdak bezien, ver weg. |
|
|
| Kunstgroen en houtafwerking moeten in het oude ontwerp van de binnenhof de illusie van een tuin wekken. |
|
|
In de jaren negentig is bij één van die verbouwingen een glazen dak geplaatst, boven op de binnenhof, die door Blaauw ooit als typisch Leidse binnentuin in zijn oorspronkelijke ontwerp is geïntegreerd. Onder het dak zijn toen servicebalies ingericht. Kunstgroen, houtafwerking en een wat verdwaalde boom verwijzen dan nog sluiks naar het verleden van de ruimte als binnentuin.
'Tijdens de brainstormsessies met het ontwerpteam werden we het er al snel over eens dat we de binnentuin in zijn oude glorie wilden herstellen', vertelt Dietz over het plan waarmee ze, samen met de partners van andere ontwerpbureaus, de selectieprocedure in gaan, waarna ze de opdracht uiteindelijk ook binnenslepen.
| Het beoogde eindbeeld van de Leidse stadhuistuin oogt natuurlijk en ruimtelijk (beeld: Office Winhov). |
|
|
Het ontwerpteam had over het herstellen van de stadhuistuin verschillende ideeën. 'In ons voorstel deden we drie suggesties: een open tuin zonder dak, een tuin met een gedeeltelijk open dak of een tuin met een dicht dak. Elk van de opties had een andere invloed op de beplanting en gaf daarmee een eigen, kenmerkende sfeer aan de tuin. Een open tuin zonder dak zou het karakter krijgen van een buitenplaats, bosachtig met geleidelijke overgangen; een tuin met een halfopen dak zou meer een mediterraan karakter hebben en bij een dicht dak zou de tuin een tropische uitstraling krijgen.'
|
'Je houdt elkaar als samenwerkingspartners toch een beetje vast'
| |
|
Hoewel de open tuin beslist de voorkeur van het ontwerpteam had, werd die niet gepresenteerd als de definitieve of zelfs maar geprefereerde keuze. 'Dat zou te gevoelig liggen voor de selectie. Begrijpelijk ook, want het ging immers om een forse desinvestering. Het atriumdak zat er pas 20 jaar op. We wilden ook niet meteen met een te extreem voorstel komen, omdat zoiets kan betekenen dat we uitgeselecteerd worden. Dan vallen alle plannen die de architecten hadden voor het gebouw ook in het water. Je houdt elkaar als samenwerkingspartners natuurlijk toch een beetje vast bij het verwerven van zo'n opdracht. Maar de architecten, en later ook de opdrachtgevers, waren het er wel over eens dat de binnentuin één van de hoofdbestanddelen moest zijn van het plan voor het gebouw.'
Onderbouwing
De plannen staan op het moment van indiening ook nog niet op een heel stevige onderbouwing, vinden de bedenkers. Veel aannames die aan het plan ten grondslag liggen, vragen om nader onderzoek. 'We wilden de opdrachtgever, maar ook onszelf, de mogelijkheid bieden om alle drie de opties goed tegen het licht te houden.'
Er wordt onder meer onderzoek gedaan naar de klimatologische effecten van het weghalen van het atriumdak. Uit dat onderzoek blijkt dat het weghalen van de kap ook voor het binnenklimaat van het gebouw veel beter is. Het gebouw kan door het atriumdak in de zomer zijn warmte niet goed kwijt. Door de aanleg van een open tuin lukt dat veel beter. 'Dat is het belangrijkste effect, maar door het toevoegen van beplanting die vocht vasthoudt en koelte geeft in de zomer, worden de gunstige binnenklimaateffecten nog eens extra versterkt. Daarmee hadden we echt goede argumenten om te pleiten voor verwijdering van het dak.'
| Een goed beplantingsplan maken is geen sinecure. |
|
|
Aldus geschiedt. Het dak mag weg, besluit de opdrachtgever. Maar dan volgt de queeste naar het juiste beplantingsplan voor de binnentuin. Gezocht wordt naar een tuininrichting die past bij de mogelijkheden van een kleine, besloten binnentuin, omgeven door hoge gevels. 'Of beter, de beperkingen van zo'n situatie; de beperkingen van weinig licht en veel schaduw, maar ook weinig ecologische verbinding met de stadsnatuur rondom het gebouw.'
Bewegingsruimte
Toch is er volgens Dietz met de keuze voor een open tuin al heel wat méér bewegingsruimte gecreëerd. 'Het plan voor een open binnentuin, zonder dak, geeft veel meer mogelijkheden om te kiezen voor een natuurlijker beplanting met meer afwisseling en ook voor meer aansluiting bij de omgeving. Ook de biodiversiteit die de opdrachtgever hoog op de politieke agenda heeft, is daarbij gebaat. Met een atriumdak waren we in belangrijke mate afhankelijk geweest van uitheemse soorten. Dat vraagt om een heel andere invalshoek, een ander verhaal.'
| De daktuinen fungeren als ecologische stapsteen naar de stadhuistuin. |
|
|
Dat verhaal is belangrijk, vindt de landschapsarchitect. Het verhaal geeft richting aan de plannen; het biedt een fundament. Het verhaal dat het ontwerpplan draagt, verbindt het ontwerp aan wat er al is, de gebruikers en hun gedeelde geschiedenis en cultuur, maar ook aan wat nog gaat komen, de toekomst waarin biodiversiteit en klimaatverandering bijvoorbeeld een steeds belangrijker rol gaan spelen. 'Een ontwerper vertelt altijd een verhaal', zegt Dietz daarover. 'Met het verhaal verkoop je je ontwerp. Een verhaal spreekt een gemeenschappelijke taal. In een verhaal herkennen mensen zichzelf en de plek waarover het gaat. Zo krijgen ontwerpers stakeholders mee in hun plannen.'
Verhalen
Het verhaal van het beplantingsplan voor de stadhuistuin sluit op verschillende thema's aan bij de omgeving, legt Dietz uit. De eeuwenoude stad biedt met haar rijke historie veel aanknopingspunten, vindt de landschapsarchitect. 'Leiden heeft een heel mooi verhaal als het om stadsnatuur gaat. Allereerst zijn daar de vele binnenhofjes in de oude stad. Daar wilden wij weer een mooie en centraal gelegen hof aan toevoegen, een binnentuin zoals ooit bedoeld in het oorspronkelijke plan van Blaauw. Daarbij kunnen we ook verwijzen naar de buitenplaatsen die hier in de buurt liggen, de oude landhuizen met hun landgoederen rondom Leiden. De verwijzing naar die buitenplaatsen blijkt onder meer uit de gelaagde opbouw van de beplanting, zoals je dat bij die landgoederen ook ziet, met een onderlaag van stinsenbeplanting. Daarin zien we dan de grotere context van ons plan tot uitdrukking komen, de aansluiting bij de omgeving in een stuk lokale geschiedenis en cultuur.'
| Grote variëteit in de beplanting en natuurlijke overgangen |
|
|
Een ander belangrijk thema is de ecologische betekenis van de stadhuistuin voor de omgeving. De binnentuin moet een ecologische verbinding maken met de stadsnatuur rondom. 'Een stapsteen, voor vogels en insecten vooral, naar andere biotopen in de buurt: de singels bijvoorbeeld, waaraan in Leiden momenteel veel ecologische waarde wordt toegevoegd, maar ook de kleine hoven in de buurt van het stadhuis en de grotere buitenplaatsen, verder weg.'
Die ecologische verbindingen zijn hooguit een ambitie, voegt Dietz daaraan toe. 'We weten nooit of het helemaal zo uitpakt als we hebben bedacht, maar we hebben er wel over nagedacht; het maakt deel uit van het verhaal.'
Stapstenen
De getrapte gevel aan de zuidkant van de stadhuistuin telt twee hoger gelegen terrassen. Beide maken in de nieuwe opzet van de tuin deel uit van de ecologische verbinding naar buiten. Op de terrassen zijn daktuinen aangelegd. 'Die moeten stapstenen vormen voor insecten en vogels van buiten het stadhuis naar de binnenhoftuin en vice versa.'
De getrapte gevel, met de mogelijkheid om daarlangs een ecologische verbinding naar buiten te maken, ziet Dietz als een cadeautje. 'Het waren voorheen werkruimtes. Het gebouw is nu echter functioneel zo gereorganiseerd, dat er in het gebouw zelf genoeg ruimte is voor alle functies, ook voor de balies. Daardoor konden we de daktuinen maken, als een soort kijkgroen en als toevoeging aan de binnentuin. Ze zijn ecologisch interessant en ook voor het binnenklimaat gunstig.'
| Waar mogelijk biedt het gebouw zicht op de tuin. |
|
|
Het was volgens Dietz beslist geen sinecure om een doordacht beplantingsplan te maken voor een binnentuin met zo'n hoge ommuring. 'We hebben hier de zon die langs de getrapte gevel over de hof invalt. Maar het blijft - laten we eerlijk zijn - toch vooral een schaduwrijke omgeving. Daarom hebben we bedacht dat de gelaagde opbouw van de beplanting zo ingericht moet zijn dat de hoogste beplanting aan de noordzijde staat. Als je dat omkeert, werpt de beplanting weer schaduw op de bodem. Zo, deductief denkend vanuit beperkingen en mogelijkheden, hebben we alle planten langzaam hun plek in de tuin gegeven. Vanuit die opstelling gaan ze met elkaar concurreren en ontstaan de zachte, natuurlijke overgangen, die doen denken aan de verderop gelegen schaduwrijke buitenplaatsen die Leiden omringen.'
Stadsecologen
En dan, als het beplantingsplan helemaal klaar is en de aannemer zelfs al bestellingen heeft uitstaan, komt er toch nog een kink in de kabel. De gemeente Leiden heeft, indachtig het politieke belang dat de lokale bestuurders hechten aan biodiversiteit en gezonde natuurontwikkeling, net met haar stadsecologen een prioriteitenplan gemaakt voor het gebruik van planten en bomen in de stad. 'Aan ons het verzoek om ons beplantingsplan eens kritisch door te lopen met de makers van die prioriteitenlijst. Dat kwam nogal als een verrassing. Een onaangename verrassing, omdat we door deze interventie toch wel in tijdnood kwamen.'
Toch konden de ontwerpers en de stadsecologen verrassend goed samen door één deur, memoreert Dietz. 'Niet in de laatste plaats omdat we een sterk verhaal hadden. We kregen ze bijvoorbeeld héél enthousiast voor het gebruik van de tulpenboom als blikvanger in de tuin, terwijl die soort, Liriodendron tulipifera, helemaal niet op hun lijst voorkomt.'
| De forse tulpenboom moet met een kraan in de stadhuistuin worden neergelaten. |
|
|
Het verhaal dat de stadsecologen overtuigt, gaat over een Noord-Amerikaanse boomsoort die door de Leidse arts en botanicus Herman Boerhaave (1668-1738) uit Engeland naar Leiden is gehaald. De botanicus was nauw betrokken bij de oprichting en de ontwikkeling van de Hortus Botanicus Leiden, één van de belangrijkste botanische tuinen van Europa. Boerhaave stelde veel planten en zaden ter beschikking aan de Hortus en was actief betrokken bij de verzameling en classificatie van planten.
Eén van de plantensoorten die Boerhaave naar Nederland haalde, is de tulpenboom. Hij nam zaden van de oorspronkelijk uit Virginia stammende boom vanuit Engeland mee naar Leiden. Eén boom plantte hij op buitenplaats oud-Poelgeest en één in de Hortus Botanicus. Het exemplaar in de Hortus staat er nog en is nu dus bijna 300 jaar oud. De tulpenboom op oud-Poelgeest ging kwakkelen en is ergens in de tweede helft van de 20e eeuw geveld.
Jan Wolkers
Maar daar zit wel een leuk verhaal aan vast, weet Dietz. 'Schrijver en kunstenaar Jan Wolkers (1925-2007) speelde als kind veel op oud-Poelgeest. Hij had een fascinatie voor die boom. Wolkers kreeg er ooit een ent van, die hij bij zijn woning op Texel heeft geplant. De boom werd een inspiratiebron voor één van Wolkers' grote schilderijen, het "grote gele doek". Dat werk hangt nu in kunstmuseum De Lakenhal in Leiden. Daarmee was het kringetje rond. Hier moet een tulpenboom in de grond, vonden wij als ontwerpteam.'
|
'Het gaat om de context, jouw verhaal bij wat je doet'
| |
|
De overtuigingskracht van dat verhaal is zo sterk, dat de stadsecoloog van dienst zelf in de Leidse sporen van de tulpenboom dook en ontdekte dat de Hortus niet één, maar twee varianten van de boomsoort huisvest. '"Moeten we dan niet beide varianten in de stadhuistuin opnemen?", stelde hij voor. En dat terwijl de soort op zijn prioriteitenlijst helemaal niet voorkomt', vertelt Dietz.
'We konden dus goed schakelen met de ecologen. Ze werden enthousiast en gingen ook heel erg met ons meedenken, binnen onze kaders, over ons verhaal. Het ging daardoor niet alleen over de biologische diversiteit. Daarin streven we vanzelfsprekend de hoogste kwaliteit na. Maar we konden ook goed met de ecologen praten over de culturele en historische context van de stadhuistuin. Dat is de kracht van een sterk verhaal, denk ik.'
Dietz en haar collega's van H+N+S werken veel aan grote projecten, strategische visies op landschapsontwikkeling, een stedenbouwkundig plan of een nieuwe gebiedsontwikkeling. Over de vraag of een stadhuistuin dan niet een maatje te klein is, is ze echter heel stellig: 'Nee, verandering werkt door tot in de kleinste korrel. Het leuke aan ons vak is juist dat we ons begeven tussen al die verschillende schaalniveaus. Dat doen we bij H+N+S heel bewust. We werken graag ook aan meer concrete projecten als dit, projecten waarbij we als landschapsarchitecten ook bij de uitvoering zijn betrokken. Doordat je iets zelf maakt, loop je tegen allerlei problemen en vraagstukken aan. We moesten behoorlijk sleutelen aan dit idee voor de stadhuistuin om onze plannen echt voor elkaar te krijgen. Alle ontdekkingen tijdens die zoektocht zijn weer terug te voeren op hogere schaalniveaus, het strategisch niveau. We willen graag zelf testen of wat wij bedenken ook echt werkt. We kunnen in dit soort projecten onze eigen ideeën en visies goed aanscherpen. Het zelf uitvoeren leidt telkens tot nieuwe inzichten. Zo leren we, dwars door al die niveauschalen heen. Daarom blijft dit soort postzegelprojecten voor ons belangrijk.'
Het Hof van Leiden
Opdrachtgever: gemeente Leiden Samenwerkingspartners: Office Winhov (architect), SmitsRinsma Adviseurs (technische uitwerking tuinontwerp), Rupert Muldoon (beplantingsplan), Studio Linse (interieurarchitect), H+N+S Landschapsarchitecten Ontwerp: april 2017 Voltooiing: april 2022
|
Foto's:
Aviva Schulze, Office Winhov, SmitsRinsma, Snappy.nl
|
LOGIN met je e-mailadres om te reageren. |
|
|
Er zijn nog geen reacties. |
Tip de redactie
|
|
| |
Agribex 2025
|
woensdag 3 december 2025 t/m zondag 7 december 2025 |
|
|
|
|
|
|
|