| |||||||||||||
Geslacht Perovskia omvat negen soorten Perovskia is vooral bekend vanwege 'Blue Spire', maar sinds eind jaren negentig is het aantal cultivars behoorlijk gegroeid. Om het kaf van het koren te scheiden, was een vergelijkend onderzoek nodig. De keuringscommissie van de Koninklijke Vereniging voor Boskoopse Culturen verrichtte dit onderzoek de afgelopen jaren. Het geslacht Perovskia omvat negen soorten, die voorkomen van zuidelijk Rusland en Kazachstan in het noorden, tot in Noordoost-Iran in het zuidwesten en het noordwestelijk deel van de Himalaya, Pakistan en Afghanistan in het oosten. De gouverneur van de Zuid-Russische oblast Orenburg, Vasily Alekseevich Perovski, werd in 1841 geëerd doordat Perovskia naar hem werd genoemd. KenmerkenAlle Perovskia zijn bladverliezende heesters of halfheesters. Bij ons in Noordwest-Europa sterft het bovenste deel van de eenjarige twijgen 's winters af. Bij ergere koude kunnen de planten bovengronds geheel afsterven. De twijgen, bladeren en ook bloemen geuren aangenaam aromatisch bij wrijven. De bladeren staan steeds tegenover elkaar langs de vierkantige twijgen. Ze zijn enkelvoudig en gaafrandig tot veervormig gedeeld.De bloemen, die de belangrijkste sierwaarde vormen, verschijnen in grote, eindstandige pluimen. De kelk is smal klokvormig en violetblauw tot paarsachtig. De kroon is buisvormig met een tweelippige top. De bovenlip is ongelijk vierlobbig en de onderlip is ongelobd. Vrijwel alle Perovskia bloeien vanaf ongeveer begin juli tot eind augustus. De bloemen zijn lilablauw tot violetblauw van kleur, soms omschreven als lavendelblauw. Na uitbloeien vallen de bloemkroontjes af, maar de kelkjes niet. Hierdoor blijven de bloempluimen ook na uitbloeien tot ver in september kleurrijk, soms zelfs tot in oktober. Drie soorten in cultuurVan de negen soorten zijn er drie soorten in cultuur: P. abrotanoides, P. atriplicifolia en P. scrophulariifolia. De bekendste soort, P. atriplicifolia, is een tot circa 1,5 m hoge plant. De twijgen, die grijswit wollig behaard zijn, hebben de neiging open te vallen. De zeer variabele bladeren zijn gaafrandig tot onregelmatig, met grof en soms diep ingesneden randen. Ze zijn aan beide zijden grijswollig behaard. De grote, vrij losse bloempluimen dragen violetblauwe bloemen met wit behaarde kelkjes. P. atriplicifolia komt voor in Afghanistan en in de Himalaya tot in het westen van Tibet. De plant is iets minder winterhard dan P. abrotanoides, maar heeft minder warmte nodig en is beter bestand tegen een iets vochtigere bodem. Uiteindelijk is P. atriplicifolia het geschiktst voor toepassing in het Nederlandse klimaat.Minder algemeen is P. abrotanoides, die van nature voorkomt vanaf het oosten van de Kaspische Zee en Noord-Iran tot in het westen van de Himalaya. Deze soort groeit tot een hoogte tussen 50 cm en 1,2 m en is dus lager dan P. atriplicifolia, maar ook bij P. abrotanoides hebben de twijgen de neiging open te vallen. De bladeren zijn veerspletig tot veerdelig met lijnvormige lobben die soms ook weer ingesneden zijn. Aan beide zijden zijn de bladeren zacht behaard, maar de beharing is dunner dan bij P. atriplicifolia. De bloemen zijn lilablauw tot violetblauw en hebben sterk behaarde paarse kelkjes. Van nature groeit P. abrotanoides op droge rotshellingen, wat verklaart dat de plant meer warmte nodig heeft om goed te kunnen groeien en bloeien dan P. atriplicifolia. De derde soort, P. scrophulariifolia, wordt weinig gekweekt. De twijgen van deze tot ongeveer 1 m hoge soort zijn grijswollig behaard en zeer aromatisch bij wrijven. De bladeren zijn vrij groot, opvallend gerimpeld aan de bovenzijde en hebben gekartelde tot dubbel gekartelde randen. De bladeren zijn duidelijk groener van kleur dan bij P. abrotanoides en P. atriplicifolia. De bloemen zijn lilablauw tot donkerblauw. P. scrophulariifolia heeft een wat noordelijker gelegen verspreidingsgebied en komt voor in Kazachstan, Kirgizië, Turkmenistan, Oezbekistan en West-China.
Salvia?Uit recent DNA-onderzoek en moleculaire studies blijkt dat Perovskia, Rosmarinus en Salvia zo veel overeenkomsten te hebben, dat ze bij elkaar gevoegd zouden moeten worden. Perovskia en Rosmarinus zullen dan opgaan in Salvia. Omdat Salvia officinalis al bestaat, zal de naam Rosmarinus officinalis dan wijzigen in Salvia rosmarinus. Perovskia abrotanoides en P. scrophulariifolia zullen wijzigen in respectievelijk Salvia abrotanoides en S. scrophulariifolia. Helaas zal de naam van de bekendste en meest gekweekte soort, Perovskia atriplicifolia, niet wijzigen in Salvia atriplicifolia. Omdat er al een Salvia atriplicifolia bestaat, is gekozen voor de naam Salvia yangii.Voor nu blijven we de planten nog even Perovskia noemen. Maar het gaat zeker veranderen, dus wen er maar vast aan.
KeuringsrapportIn 2020, 2021 en 2022 werden elf cultivars van Perovskia opgeplant en beoordeeld. De planten stonden in veengrond, in Boskoop. Het is dus te verwachten dat de planten op andere grondsoorten minder sterk groeien; de genoemde planthoogte is daarom indicatief. Uiteraard zullen de verschillen in planthoogte ook op andere grondsoorten te zien zijn. In totaal werden de planten zo'n 35 keer beoordeeld. In het kader staan de positief beoordeelde cultivars. Het volledige keuringsrapport is te lezen in Dendroflora nr. 58 - 2022, pag. 54-71.Uitgezonderd 'Blue Spire', wat een hybride is tussen Perovskia abrotanoides en P. atriplicifolia, behoren alle hier genoemde cultivars tot de soort Perovskia atriplicifolia. Laagst groeiende cultivarsDe twee laagst groeiende cultivars in het sortiment zijn 'Novaperlac' (LITTLE LACE) en 'Rocketman', die circa 75 cm hoog worden. 'Rocketman' is een duidelijk opgaand groeiende plant, die vooral later in het seizoen soms iets openvalt. In vergelijking met andere cultivars zijn de bladeren opvallend klein. In combinatie met een minder bossige groei zorgt dit voor een iets opener plantstructuur. 'Rocketman' bloeit zeer rijk en heeft de langste bloeitijd van alle cultivars. Ook 'Novaperlac' (LITTLE LACE) heeft stevige twijgen, maar de plant groeit opener en heeft groenere, opvallend diep ingesneden bladeren.
Twee andere lager groeiende cultivars werden geïntroduceerd door Peter Catt, eigenaar van de Engelse Liss Forest Nursery: 'Lisslitt' (LACEY BLUE) en 'Lissvery' (SILVERY BLUE). 'Lisslitt' (LACEY BLUE) heeft een vrij losse, breed opgaande groeiwijze, tot ongeveer 85 cm hoog. Later in de zomer en nazomer heeft de plant de neiging open te vallen. Het blad is minder grijs dan bij veel andere cultivars en de kelkjes zijn erg donker. Hierdoor lijkt de bloempluim wat donkerder, wat de plant een wat warmere uitstraling geeft. 'Lissvery' (SILVERY BLUE) vertakt sterk vanuit de basis, wat resulteert in een vrij brede, bossige plant, die ongeveer 90 cm hoog kan worden. De bladeren zijn opvallend licht groengrijs; 'Lissvery' (SILVERY BLUE) is zonder twijfel de meest grijsbladige cultivar in het sortiment. Begin september, als de meeste cultivars al vrijwel zijn uitgebloeid, openen de bloemen van 'Lissvery' (SILVERY BLUE). Wel is de bloeitijd relatief kort, waardoor de mooie combinatie van bloei en blad slechts kort duurt. De rest van het seizoen moet 'Lissvery' (SILVERY BLUE) het vooral van de bladkleur hebben.
Middelhoog groeiende cultivarsDe drie cultivars 'Balpercruz' (CRAZYBLUE), 'Balperobritz' (BLUE SPRITZER) en 'Little Spire' groeien tot ruim 1 m hoog. De Amerikaanse kwekerij Ball Horticultural Company introduceerde 'Balpercruz' (CRAZYBLUE) en 'Balperobritz' (BLUE SPRITZER). 'Balpercruz' (CRAZYBLUE) groeit breed opgaand met stevige twijgen, waardoor de plant nauwelijks openvalt. Het blad is minder grijs dan bij veel andere cultivars. Ook 'Balperobritz' (BLUE SPRITZER) is een plant met stevige twijgen, maar deze hebben later in de zomer wel de neiging open te vallen. Het voordeel van 'Little Spire' ten opzichte van 'Balperobritz' (BLUE SPRITZER) is dat 'Little Spire duidelijk minder openvalt aan het einde van de zomer. 'Little Spire' was eind jaren negentig de eerste cultivar met een lagere groei dan de tot dan toe bekende cultivars. De plant kan ongeveer 110 cm hoog worden, wat gemiddeld 30 tot 40 cm lager is dan 'Blue Spire'. De grijsgroene bladeren hebben een onregelmatig ondiep gezaagde bladrand, die opvallend gegolfd is.Hoogst groeiende cultivarsDe twee hoogst groeiende cultivars in de opplant waren 'Blue Spire' en de nieuwe 'Kuperba' (BLUE ARROW), die beide ongeveer 140 cm hoog kunnen worden. De overbekende 'Blue Spire' werd niet bekroond. Deze cultivar groeit bossig breed opgaand, maar de twijgen hebben sterk de neiging om te vallen, waardoor de gehele plant openvalt. Dit gebeurt vooral op iets vochtige, voedzame grond. Dit geldt trouwens voor alle cultivars: op zwaardere en/of minder voedzame gronden zullen de planten korter groeien en stevigere twijgen vormen.De diep ingesneden bladeren van 'Blue Spire' lijken sterk op die van de in cultuur zijnde kloon van P. atriplicifolia, maar ze zijn iets smaller. De plant bloeit zeer rijk en de bloempluimen zijn erg groot, maar ook vrij los van structuur. Tijdens de keuringen bleek dat 'Blue Spire' inmiddels verbeterd is door andere hoog groeiende cultivars, zoals met name 'Kuperba' (BLUE ARROW), maar ook de iets lager groeiende 'Balpercruz' (CRAZYBLUE) en 'Little Spire'.
Niet-gekeurde cultivarsZoals bij elke sterrenkeuring kon een aantal cultivars niet worden gekeurd, omdat er geen plantmateriaal beschikbaar was of omdat de cultivars tijdens de keuringsperiode werden geïntroduceerd. Inmiddels wordt een aantal van deze cultivars in Nederland gekweekt.De meeste nieuwe cultivars komen uit het veredelingsprogramma van de al eerder genoemde Walters Gardens Inc. in Zeeland, in de Amerikaanse staat Michigan. Dit zijn 'Denim 'n Lace', 'Prime Time' en 'Sage Advice'. 'Denim 'n Lace' is met 70-90 cm de laagste van deze drie. 'Prime Time' is met 90-110 cm de hoogste en 'Sage Advice' zit hier met een hoogte van 80-100 cm tussenin. Bij 'Denim 'n Lace' en 'Sage Advice' zijn de bloemen donker violetblauw met donker purperen kelkjes, bij 'Prime Time' zijn de bloemen een nuance lichter. 'Blue Haze' is een naam die nog veel voorkomt, maar de plant wordt niet altijd soortecht gekweekt en in veel gevallen wordt 'Blue Spire' verkocht als zijnde 'Blue Haze'. Het belangrijkste verschil is dat de bladeren van 'Blue Haze' ondiep getand-gezaagde bladranden hebben. Of 'Blue Haze' stevigere twijgen heeft dan 'Blue Spire' is niet bekend; de plant kon niet soortecht in de keuringsopplant worden geplant. De Duitse cultivar 'Filigran' werd gevonden en benaamd door Ernst Pagels. Het is een forse plant, die met een maximale hoogte van circa 150 cm tot de hoogst groeiende cultivars behoort. De bloemen zijn donker violetblauw. De Belgische 'Lafper' (FEATHERY BLUE) is een recente introductie, waarmee nog geen praktijkervaring is opgedaan. Het is een relatief breed groeiende cultivar met veerdelige bladeren die zeer smalle lobben hebben. 'Longin', ten slotte, is een wat oudere Amerikaanse cultivar. De plant heeft een vrij open groeiwijze en de bladranden zijn ondiep gezaagd-gekarteld. De bloemen zijn iets lichter violetblauw dan bij andere cultivars.
Sier- en gebruikswaarde en toepassingPerovskia is populair en wordt vrij breed toegepast. De planten hebben een voorkeur voor vrij droge grond. Het beste groeit Perovskia in zandige, lemige of zelfs rotsachtige grond. Op veen- en kleigronden is goede drainage van groot belang. Met name in nattere herfst- en wintermaanden, vooral tijdens kwakkelwinters, kunnen de planten het zwaar te verduren hebben. Het zijn niet de lage temperaturen waar Perovskia gevoelig voor is, maar de te grote hoeveelheden vocht rond de wortels.Alle Perovskia zijn uitgesproken warmte- en zonminners. Als ze in de schaduw staan, zullen ze ijl groeien en minder rijk bloeien. Op een goede locatie bloeien ze rijk en langdurig. Bij de meeste cultivars vormen de grijzige bladkleuren een mooie achtergrond voor de bloei. De afzonderlijke bloemen zijn met een grootte van circa 1 cm vrij onopvallend, maar door de massa en het formaat van de bloeiwijzen steelt de bloei toch steeds de show. Pas Perovskia bij voorkeur in groepen toe. De fijne structuur van de planten wordt dan versterkt en de planten hebben steun van elkaar, waardoor ze minder snel openvallen. Door de zachte en complementerende kleuren van blad en bloei kunnen gemakkelijk combinaties met andere planten worden gemaakt. Bloemen met harde, sprekende kleuren en bloemen met pasteltinten combineren goed met Perovskia, evenals witbloeiende en grijsbladige planten. En ook niet onbelangrijk: de bloemen produceren veel nectar, maar niet veel pollen. Ze worden zeer goed door bijen en hommels bevlogen. Dankzij de late bloeitijd leveren ze dus veel voedsel voor bijen in de nazomer.
Tip de redactie |
|