Het zijn niet de burgers die zich moeten aanpassen aan het groenbeleid; het beleid moet zich aanpassen aan de burgers |
|
|
|
|
| 191 sec |
Niet iedere burger is in gelijke mate betrokken bij groene partcipatietrajecten
Steeds vaker proberen gemeenten hun burgers te stimuleren om actief mee te denken over en bij te dragen aan de inrichting en het beheer van de openbare ruimte. Dat kan bijvoorbeeld door groenbeheer uit te voeren, geveltuintjes aan te leggen of mee te doen aan 'tegelwippen'. Daar zijn dan ook allerlei subsidiepotjes voor beschikbaar. Maar lukt het iedereen om daar gebruik van te maken? Het onderzoek van Vivian Visser toont aan dat dat niet het geval is.
|
Visser is assistant professor Governance & Pluralism aan de afdeling Bestuurskunde en Sociologie van de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Momenteel is zij betrokken bij het onderzoeksproject One size doesn't fit all. Met dit project wordt onderzocht hoe publieke professionals participatieprocessen beter kunnen afstemmen op burgers door rekening te houden met sociale, economische en culturele verschillen. Het onderzoek richt zich op twee Rotterdamse wijken die experimenteren met vernieuwende vormen van buurtparticipatie en lokaal bestuur. In het kader van het project worden hulpmiddelen ontwikkeld waarmee publieke professionals participatieprocessen echt op de burgers zelf kunnen toespitsen. In plaats van te verwachten dat burgers zich aanpassen aan bestaande institutionele kaders, wordt de bal bij ambtenaren gelegd.
Deelname aan burgerinitiatieven: de rol van sociale status
Voor haar proefschrift onderzocht Visser wat het effect van sociale status is op de deelname aan burgerinitiatieven. Daarbij keek ze specifiek naar het opleidingsniveau van mensen, omdat dat volgens haar in Nederland de belangrijkste 'statusmarker' is. Uit haar onderzoek bleek dat vooral theoretisch opgeleide mensen ingaan op uitnodigingen van gemeenten om te participeren en gebruikmaken van subsidiepotjes. Visser ging in gesprek met praktisch opgeleide burgers om te achterhalen wat de oorzaken zijn van hun geringere deelname. Vaak wordt aangenomen dat zij niet de tijd, middelen en/of contacten hebben. Visser: 'Dat zijn inderdaad barrières, maar als je daar dieper op ingaat, blijken er diepgewortelde gevoelens achter schuil te gaan. Ze hebben het gevoel dat er op hen neergekeken wordt en hebben een aversie tegen de complexiteit en rompslomp.' Vaak droegen ze ook concrete voorbeelden en ervaringen aan, aldus Visser.
Vier vormen van participatie
Visser beschrijft op basis van haar onderzoek in Rotterdam vier vormen van (non-)participatie. 'Terughoudende non-participatie' heeft betrekking op mensen die zich niet welkom of serieus genomen voelen in het publieke of politieke domein. Ze ervaren vaak negatieve vooroordelen op basis van hun opleidingsniveau of herkomst. Dat leidt tot een gebrek aan zelfvertrouwen en het gevoel dat hun mening niet wordt gewaardeerd. Hierdoor vermijden ze publieke betrokkenheid en burgerinitiatieven. 'Rebelse participatie' draait om mensen die een afkeer hebben van politiek en overheidsstructuren, maar burgerinitiatieven zien als een manier om tegen het systeem in te gaan. Dit type mensen zet zich vaak op een kritische en zelfstandige manier in voor initiatieven, maar hun betrokkenheid is gekleurd door wantrouwen en weerstand ten opzichte van de overheid. Van 'potentieel coöperatieve participatie' is sprake bij mensen die de voordelen zien van projecten waardoor de leefomgeving verbetert en daarom interesse hebben in burgerinitiatieven. Ze voelen zich echter vaak onvoldoende capabel; ze hebben het gevoel dat ze bepaalde kennis en vaardigheden missen. Ze hebben niet per se een afkeer van politiek en zijn hoopvol dat ze de juiste kennis en vaardigheden kunnen opdoen als ze samen met anderen die daar meer ervaren in zijn een initiatief kunnen starten. Tot slot wordt 'pragmatische non-participatie' onderscheiden. Hierbij gaat het om een groep voor wie de administratieve rompslomp en traagheid van participatietrajecten de grootste drempels zijn. Zij hebben een hands-onmentaliteit en geven de voorkeur aan praktische oplossingen zonder tussenkomst van overheidsinstanties.
Meer begrip van ambtenaren
Vissers onderzoek maakt duidelijk dat het van belang is om meer en beter rekening te houden met en waardering te tonen voor de praktische kennis en voorkeuren van praktisch opgeleide burgers, en om bureaucratische drempels te verlagen. Ambtenaren moeten meer begrip en sensitiviteit ontwikkelen voor de culturele en sociale context van praktisch opgeleide burgers. Het zijn niet de burgers die zich moeten aanpassen aan het beleid; het beleid moet zich aanpassen aan de burgers.
Op zoek naar de 'spil in de wijk'
Het gezamenlijk aanleggen en beheren van groen heeft niet alleen een positieve impact op de leefomgeving, maar draagt ook bij aan de sociale cohesie en de gezondheid en het welzijn van buurtbewoners. Hoe meer buurtbewoners meedoen, hoe beter. Het is dus van belang om ervoor te zorgen dat participatietrajecten aansluiten bij de leefwereld van alle bewonersgroepen, zowel theoretisch als praktisch opgeleide burgers. Een van de acht lessen voor participatie in het groen [bron: Stadszaken.nl] is dat er informeler en buurtgerichter moet worden gecommuniceerd en benadrukt dat mensen invloed kunnen uitoefenen op hun eigen directe leefomgeving. Formele uitnodigingen kunnen bijvoorbeeld worden vervangen door een marktkraam met koffie en thee op een veldje in de buurt; bijeenkomsten kunnen in plaats van in het wijkhuis op informele plekken in de buurt worden gehouden. Dat kan helpen om buurtbewoners enthousiast te maken. En als er genoeg buurtbewoners enthousiast zijn, is er een grote kans dat anderen volgen. Volgens gedragspsycholoog Chantal van der Leest moet je nét genoeg mensen zien mee te krijgen om een social tipping point te bereiken [bron: Stadszaken.nl]. Het is dan wel van belang om de juiste mensen mee te krijgen: degenen die sterk geworteld zijn in de straat of buurt waarin ze wonen, die lijntjes hebben met andere bewoners en in wie anderen vertrouwen hebben. Oftewel: bewoners die 'een spil in de wijk' vormen.
Conclusie
In dat kader pleit Visser in haar huidige onderzoek voor het beter benutten en inzetten van wijkmanagers, wijknetwerkers en wijkregisseurs: mensen die de wijk en de bewoners persoonlijk kennen, die constant aanwezig zijn en niet alleen rond een bepaald project, die de juiste personen weten te vinden en de behoeften en wensen van bewoners goed kunnen inschatten. Mensen met de juiste voelsprieten, dus.
LOGIN met je e-mailadres om te reageren. |
|
|
Er zijn nog geen reacties. |
Tip de redactie
|
|
| |
Agribex 2025
|
woensdag 3 december 2025 t/m zondag 7 december 2025 |
|
|
|
|
|
|
|