Ronald Houtman,
vrijdag 22 november 2024 |
|
| 548 sec |
Poging om kijk op bonte coniferen positiever te maken
Om maar met de deur in huis te vallen: bonte coniferen zijn lelijk! Althans, dat is de perceptie van vrijwel iedereen die je ernaar vraagt. Maar na het noemen van wat bekende bonte coniferen, zoals Metasequoia glyptostroboides 'White Spot', Taxus baccata 'Standishii' of Thuja plicata 'Zebrina', lijkt die mening iets te worden bijgesteld. Toch behoren bonte coniferen niet tot de mooiste of meest gewaardeerde plantengroepen, waardoor de meeste ook niet op grote schaal worden gekweekt. Dit artikel is een poging om de kijk op bonte coniferen positiever te maken.
|
Net als bij eerdere artikelen over geel- en donkerbladige heesters allereerst een disclaimer: deze opsomming is niet uitputtend. Er zijn weliswaar veel minder bontbladige coniferen dan geel- of donkerbladige heesters, maar sommige geslachten (bijvoorbeeld Chamaecyparis en Juniperus) bevatten er best veel. Ook zijn sommige erg zeldzaam, als ze überhaupt worden gekweekt. Het heeft weinig praktisch nut om dergelijke cultivars te noemen. Ook van de planten die wel in het artikel worden genoemd, is het soms onduidelijk op welke schaal ze worden gekweekt.
| Chamaecyparis nootkatensis 'Variegata' |
|
|
Naalden en schubben
Coniferen kunnen op basis van uiterlijke kenmerken in drie groepen worden verdeeld. De eerste twee zijn de coniferen met naalden en die met schubben; de derde groep wordt gevormd door de bladverliezende coniferen. De gemakkelijkst te herkennen groep is de groep van bladverliezende coniferen. Omdat Ginkgo in dit artikel niet wordt beschreven, gaat het hier alleen om Metasequoia. Bij de coniferen met naalden zijn de naalden soms duidelijk als zodanig herkenbaar (Cedrus, Pinus, Taxus). Dat is ook bij sommige schubvormige coniferen het geval, bijvoorbeeld bij Calocedrus, Chamaecyparis en Thuja. Maar er zijn coniferen waarbij lastiger te zien is of het om naalden of schubben gaat. Dit is bijvoorbeeld bij Cryptomeria en Sequoiadendron het geval, terwijl het toch schubben zijn. Een kenmerk aan de hand waarvan je naalden van schubben kunt onderscheiden, is dat naalden gemakkelijk van de twijgen kunnen worden losgemaakt. Maar of het nu naalden of schubben zijn, het gaat natuurlijk om de sier- en gebruikswaarde van de plant.
Gebruikswaarde
De gebruikswaarde van bonte coniferen is net zo divers als die van groene, blauwe of gele coniferen. Bij schubvormige cultivars, zoals van Chamaecyparis (lawsoniana) en Thuja, ligt toepassing als haag voor de hand. Dit geldt ook voor Taxus. Maar juist vanwege de vaak opvallende kleuren lenen vrijwel alle bonte coniferen zich ook erg goed om als solitair of in kleine groepen te worden aangeplant. Ze kunnen dan een wat donkerdere hoek in een ontwerp mooi uitlichten. Andere, zoals Thujopsis dolabrata 'Variegata', groeien ook zeer goed in de lichte schaduw en kunnen dus als onderbeplanting onder bomen worden gebruikt.
|
Coniferen kunnen op basis van uiterlijke kenmerken in drie groepen worden verdeeld
| |
|
| Calocedrus decurrens 'Aureovariegata' |
|
|
Calocedrus decurrens 'Aureovariegata'
Uit dit kleine geslacht van slechts vier natuurlijke soorten wordt alleen C. decurrens op commerciële schaal gekweekt. Dit is een grote boom die onder gunstige omstandigheden meer dan 60 m hoog kan worden. Ondanks de hoogte zal de boom steeds een zuilvormige groeiwijze behouden. De bonte cultivar 'Aureovariegata' ontstond 120 jaar geleden in Duitsland. De boom blijft met een uiteindelijke hoogte van zo'n 20 m beduidend kleiner dan de soort. Het schubvormige loof is glanzend donkergroen, afgewisseld met goudgele toeven. Deze zitten willekeurig over de plant verspreid, wat een speels effect oplevert.
Cedrus deodara
Bij Cedrus staan de naalden los op de twijgen en in bundels op kortloten (heel korte takjes). Van nature is C. deodara, de Himalayaceder, een grote boom die meer dan 40 m hoog kan worden, met een smal piramidale habitus. De naalden zijn grijsblauw tot groengrijs, maar bij verschillende cultivars zijn ze meerkleurig. Bij de cultivars 'First Snow' en 'Fructu-luteo' (syn. 'Variegata') worden de grijsgroene naalden afgewisseld met bundels en alleenstaande naalden die crèmekleurig zijn. De vreemde naam 'Fructu-luteo' ('met gele vruchten') slaat waarschijnlijk op het feit dat er sporadisch crèmekleurige kegels worden gevormd. Een nieuwere bonte cultivar is 'Silver Spring'. Hoewel - deze is niet echt bont, maar de jonge naalden zijn crèmewit en kleuren later grijsgroen. Het is wel een van de mooiere cultivars.
| Chamaecyparis lawsoniana 'Ellwood's Splashed' |
|
|
Chamaecyparis
Dit is een zeer belangrijk geslacht van schubconiferen, dat ook relatief veel bonte cultivars herbergt, ook al zijn deze niet erg bekend. Bij vrijwel alle bonte cultivars wordt groen of groenig loof afgewisseld met grotere of kleinere scheuten met witte tot gele schubben. Dit kan een rommelig beeld geven, maar van enige afstand gezien kunnen de planten juist een wat gelere of grijzige zweem krijgen. Ook al worden ze dus minder mooi gevonden, er zijn wel degelijk toepassingen voor te bedenken. Bij C. lawsoniana zijn er onder andere de cultivars 'Argenteovariegata', 'Konijn's Silver', 'Silver Threads', 'Silver Tip' en 'Summer Snow' met witte tot crèmekleurige scheuten tussen de groene. Daarnaast hebben onder andere 'Eclipse', 'Goldflake', 'Goldregen', 'Handcross Park' en 'President Roosevelt' gele scheuten tussen de groene. Van dit rijtje is 'Handcross Park' de meest aanbevelenswaardige. De gele scheuten zijn zeer regelmatig over de plant verspreid en vallen mooi op tussen het donkergroene loof. Uit de oude 'Ellwoodii' ontstonden ook verschillende bonte cultivars. Hiervan is 'Ellwood's Splashed', met donker blauwgroen loof met kleine roomkleurige scheuten, het meest aan te bevelen. Het loof van een andere cultivar, 'Ellwood's White', heeft de neiging 's winters te verbranden. Hoewel C. nootkatensis in de literatuur soms van het geslacht Chamaecyparis is afgesplitst en in een apart geslacht, Xanthocyparis, geplaatst, wordt hier de Naamlijst voor Houtige Gewassen gevolgd - Chamaecyparis dus. 'Variegata' is een oude cultivar (1873), waarbij witte tot crèmekleurige scheuten leuk afsteken tegen het dof grijzig groene loof. Bij de nieuwere cultivar 'Gloria Polonica' (2003) lijken de bonte scheuten meer crèmekleurig en het groene loof iets frisser. Ook in de soort C. obtusa, die we vooral kennen van illustere cultivars zoals 'Nana Gracilis', is een aantal bonte cultivars te vinden. Opvallend is dat deze cultivars onderling behoorlijk verschillende groeiwijzes hebben. Zo heeft 'Lucas' (helder geelgroen loof met witte naalden aan de basis van de twijgen) een vrij losse, breed opgaande groeiwijze en is ook 'Mariesii' (roomkleurige jonge scheuten) opgaand, zij het dichter van structuur. 'Snowflake' is veel dichter en compacter, maar ook opgaand. Het loof, dat naaldvormig is doordat het blijvend in het jeugdstadium is, is blauwig groen, met slechts weinige kleine crèmewitte scheuten. Cultivars zoals 'Tonia' (donkergroen loof met talloze kleine crèmegele scheuten) en 'Snowkist' (compacter en geler dan 'Tonia') hebben dan wel weer het typische uiterlijk dat we van C. obtusa verwachten. Dat is niet verwonderlijk, want 'Tonia' ontstond als mutant in 'Nana Gracilis' en 'Snowkist' weer als mutant in 'Tonia'. 'Sunspray' heeft min of meer dezelfde karakteristieke vorm, maar is forser. Dit is zonder meer een mooie bonte cultivar. Het loof is groenwit tot bijna wit, afgewisseld met gele groeitoppen. De vele verschijningsvormen van C. pisifera zorgen soms voor verwarring. De 'normale' verschijningsvorm, die vrij veel op C. lawsoniana lijkt, is natuurlijk het minst opvallend. Bonte cultivars hiervan zijn 'Argenteovariegata', met donkergroen loof met witte scheuten, en 'Nana Albovariegata', met een veel compactere groei en heldergroen loof met witte scheuten. Het bekendst zijn de planten met draadvormig loof, waarvan 'Filifera Aureovariegata' een bonte vertegenwoordiger is. C. pisifera 'Plumosa' en de vele afgeleide cultivars ervan werden vroeger veel als onderstam voor C. obtusa 'Nana Gracilis' gebruikt, maar zijn op zichzelf helemaal geen lelijke planten. Zoals de naam al aangeeft, is 'Plumosa Albopicta' een cultivar uit deze groep. Het zachte, veervormige loof is middengroen met talloze kleine crèmekleurige toefjes erin. Ook in het type waartoe de bekende 'Boulevard' behoort, zijn bonte cultivars. 'Cloverleaf' ontstond als mutant in 'Boulevard' en heeft dezelfde blauwe naalden, maar afgewisseld met roomkleurige scheuten.
Cryptomeria japonica
In Cryptomeria komen betrekkelijk weinig bonte cultivars voor. Dat is niet erg, want de cultivars met geel of glanzend donkergroen loof en de verschillende cultivars met een bonzai-achtige groeiwijze zijn veel mooier. Toch is één cultivar de moeite van het noemen waard: 'Knaptonensis'. De glanzend groene scheuten zijn afgewisseld met vele crèmewitte scheuten. Een leuke liefhebbersplant.
| Cupressocyparis leylandii 'Silver Dust' |
|
|
Cupressocyparis leylandii
De leylandii-hagen, wie kent ze niet? Het is zo'n conifeer waarvan de naam ook bij het grote publiek bekend is. Veel minder mensen weten dat er ook bonte cultivars van deze illustere conifeer bestaan. Hiervan zijn 'Jubilee' en 'Silver Dust' de bekendste twee. 'Jubilee', die erg onstabiel is, heeft groene scheuten, afgewisseld met groengele scheuten. 'Silver Dust', daarentegen, is veel stabieler. Bij deze cultivar bevinden zich tussen het iets grijzig groene loof vele kleine crèmekleurige scheuten.
|
De leylandii-hagen, wie kent ze niet?
| |
|
| Juniperus chinensis 'Japonica Variegata' |
|
|
Juniperus
Naast Chamaecyparis, Pinus en Taxus is Juniperus eveneens een belangrijk coniferengeslacht. Logisch: het is met ruim 50 natuurlijke soorten en een veelvoud aan cultivars één van de grotere coniferengeslachten. J. Communis, de enige soort van het geslacht die in Nederlands inheems is, kunnen we met enige regelmaat aantreffen in het oosten en noordoosten van ons land. Twee bonte cultivars zijn redelijk bekend. 'Tage Lundell' is een slanke, bijna zuilvormige cultivar met scherp, blauwgroen loof. Verspreid over de plant zijn veel kleine, gele scheutjes te zien. Een leuke plant als blikvanger. Een zeer bruikbare bonte cultivar is 'Spotty Spreader'. Deze plant, ontstaan als mutant in 'Repandens', is net zo'n goede bodembedekker. Het loof is dof donker geelgroen met kleine, vrij onopvallende dofgele scheuten ertussen. Vanwege de bescheiden bontheid is de plant niet gevoelig voor zonnebrand. Ook bij de Chinese jeneverbes, J. Chinensis, vinden we een aantal bonte cultivars, die onderling behoorlijk verschillen. Verscheidene hiervan worden nog met enige regelmaat toegepast, zoals de vrij lage en breed groeiende 'Expansa Aureospicata', met donkergroen loof en goudgele scheuten, en 'Expansa Variegata', waarvan de bonte scheuten meer roomkleurig zijn. Een oude cultivar met de wat vreemde naam J. Chinensis 'Japonica Variegata' heeft een veel fijnere loofstructuur en is donkergroen tot grijzig groen met kleine witte scheuten. Ten slotte verdient 'Plumosa Aureovariegata' aandacht, met een brede groeiwijze en sierlijk schuin opgaand groeiende takken. Het middengroene loof wordt afgewisseld met groenig gele scheuten, wat - voor een bonte plant - een vrij rustig beeld geeft. Er zijn bonte cultivars van onder andere J. horizontalis, J. pfitzeriana (voorheen J. media), J. scopulorum en J. squamata. Uit laatstgenoemde komt 'Floreant'. Deze compacte, afgeplat bolvormige conifeer heeft opvallend groenblauw loof, afgewisseld met gele scheutjes. De plant is genoemd naar de gelijknamige Boskoopse voetbalvereniging, die in de Boskoopse kleuren geel en blauw speelt.
Metasequoia glyptostroboides
'White Spot' is de meest aanbevelenswaardige bonte cultivar uit dit geslacht van bladverliezende coniferen. M. Glyptostroboides groeit met zogenaamde lang- en kortloten. De langloten lijken op kleine takjes waaraan naalden en de 'samengestelde bladeren' zitten. 's Winters vallen de langloten in hun geheel af. De 'samengestelde bladeren' zijn eigenlijk kortloten, dus twijgjes waaraan de afzonderlijke naalden zitten. Ook de kortloten vallen in hun geheel af in de winter. Bij 'White Spot' is een aantal naalden en ook kortloten (de kleine twijgjes dus) wit gekleurd. Van dichtbij misschien wat rommelig en minder mooi, maar van enige afstand geeft 'White Spot' de indruk meer grijs dan bont te zijn. De boom heeft dezelfde piramidale groeiwijze als de soort M. Glyptostroboides.
|
'White Spot' is de meest aanbevelenswaardige bonte cultivar uit dit geslacht van bladverliezende coniferen
| |
|
| Pinus parviflora 'Fukai' |
|
|
Pinus
Het is logisch dat het grootste coniferengeslacht (ruim 100 soorten) ook een aantal bonte vertegenwoordigers kent. Deze zijn verdeeld over een aantal soorten, maar de belangrijkste vinden we in Pinus densiflora, P. mugo en P. thunbergii. Er is een aantal cultivars waarbij de bontheid wordt veroorzaakt doordat crème- tot geelnaaldige scheuten tussen de groene worden gevormd. Maar bij de meeste bonte Pinus-cultivars zijn de afzonderlijke naalden bont. Soms is dat de basis, in andere gevallen zijn het juist de toppen en soms zijn er meerdere gekleurde delen per naald aanwezig. Daardoor zien bonte Pinus-cultivars er vaak 'netter' uit en worden ze ook door meer mensen mooi gevonden. In 1890 ontstond in Japan de mooie en nog steeds gekweekte cultivar van P. densiflora, 'Oculus-draconis'. Het is een forse, breed opgaand groeiende struik met vrij lange, zachte naalden. De grijsgroene naalden zijn afwisselend crèmegeel gevlekt. Van P. mugo zijn er meerdere leuke bonte cultivars. 'Kokarde' is een ongeveer 1,5 m hoge en brede plant waarvan de naalden aan de basis en aan de top geel zijn. Bij 'Marand', die iets grover is, zijn de onderste helften van de naalden geel, terwijl de bovenste helften middengroen zijn. 'Pal Maleter' heeft 's zomers groene naalden, maar 's winters zijn deze donkergroen met heldergele toppen. En bij 'Sunshine', ten slotte, zijn de donkergroene naalden geel gepunt of zijn ze vlak onder de top geel. Pinus parviflora is een mooi gevormde struik, vaak met een iets grillige vorm die veel mensen aanspreekt. De soort is vooral bekend van cultivars als 'Glauca' en 'Tempelhof', die blauwgroene naalden hebben. Maar ook de bonte 'Fukai' is de moeite waard. Iedere naald is aan de basis en aan de top blauwgroen, terwijl het midden lichtgeel is.
Sequoiadendron giganteum
Van de mammoetboom zijn er verschillende bontbladige cultivars, maar slechts één wordt op kleine schaal gekweekt: 'French Beauty'. Deze cultivar groeit beduidend langzamer dan de natuurlijke soort en zal pas na vele jaren uitgroeien tot een boom. De stugge naaldvormige schubben, die wat aan Cryptomeria doen denken, zijn iets blauwig groen, maar de plant vormt veel crèmewitte scheuten. Het geheel kan wat druk en rommelig overkomen, maar de mooie regelmatige groeiwijze maakt veel goed bij deze cultivar.
| Taxus baccata 'Krzysztof' |
|
|
Taxus
Zonder dat het opvalt, zijn veel T. Baccata-cultivars bont. Van afstand lijken ze namelijk geelnaaldig, maar als ze van dichterbij worden bekeken, blijken de naalden groen met brede gele randen te zijn. Hieronder vallen dus ook bekende cultivars als 'David', Fastigiata Aureomarginata' en 'Standishii'. Al deze planten groeien zuilvormig, zeker op jonge leeftijd. Pas op latere leeftijd dijen ze meer uit en worden ze breder. 'Fastigiata Aureomarginata' is de sterkst groeiende cultivar, die meerdere meters hoog en uiteindelijk ook breed kan worden. 'David' en 'Standishii' lijken sterk op elkaar, maar het verschil is dat 'David' minder gevoelig is voor zonverbranding. Ook zou 'David' iets winterharder zijn. De minder bekende Poolse T. Media 'Krzysztof' is eveneens een zuilvormig groeiende cultivar. De naalden zijn iets langer dan bij de cultivars van T. Baccata en zijn diep goudgeel gerand.
Thuja
Bij Thuja zien we min of meer dezelfde vorm van bontheid als bij Chamaecyparis: groen loof wordt afgewisseld met grotere of kleinere scheuten met witte tot gele schubben. Dit geldt voor cultivars van T. Occidentalis, zoals 'Beaufort' (compact en cilindrisch van vorm, met zeer veel crèmewitte scheuten tussen de groene), 'Globosa Variegata' (compact en zeer breed piramidaal, sterk en regelmatig crèmekleurig bont), 'Spotty Smaragd' (als 'Smaragd', maar met crèmewitte scheuten tussen de groene, minder dan bij 'Beaufort') en 'Wansdyke Silver' (compact breed piramidaal tot 2 m, dicht maar onregelmatig crèmekleurig bont). Bij T. Plicata zijn twee cultivars van belang. 'Cuprea' is een dichte, breed ovale plant, tot ongeveer 1 m hoog. De plant is sterk groengeel bont tegen een groene achtergrond. Een leuke bijkomstigheid is dat het loof 's winters diep bronsgroen kleurt. De tweede cultivar van T. Plicata is één van de meest gekweekte bonte coniferen: 'Zebrina'. De plant doet zijn naam eer aan. De donkergroene schubben zijn heldergeel gestreept. Het effect is even opvallend als mooi, omdat het één van de meest regelmatig bonte coniferen is. De als mutant in 'Zebrina' ontstane 'Zebrina Extra Gold' is veel sterker geelbont en geeft van enige afstand gezien een vrijwel gele indruk.
| Thujopsis dolabrata 'Variegata' |
|
|
Thujopsis dolabrata 'Variegata'
De mooie Thujopsis dolabrata heeft ook een bontbladige cultivar, heel toepasselijk 'Variegata' geheten. Deze van oorsprong Japanse cultivar werd in 1861 door Von Siebold in Europa geïntroduceerd. Net zoals de soort T. Dolabrata groeit 'Variegata' breed kegelvormig. De vrij brede, platte schubben zijn glanzend donkergroen, afgewisseld met witte schubben. Er kan enige variatie voorkomen in de mate van bontheid, afhankelijk van hoe bont de stekken waren toen ze werden geknipt. 'Variegata' is een mooie cultivar om te worden toegepast als er een keer iets anders dan het gebruikelijke gewenst is.
|
De mooie Thujopsis dolabrata heeft ook een bontbladige cultivar
| |
|
Torreya nucifera 'Variegata'
Een keer iets anders aanplanten is ook van toepassing op Torreya nucifera 'Variegata'. Is Torreya al geen algemeen gekweekte conifeer, deze bonte variant is dat zeker niet. Het is een breed opgaande plant, die na vele jaren uitgroeit tot een brede, kleine boom. De boom lijkt oppervlakkig gezien op een zeer grove Taxus, maar de naalden zijn zeer stevig en scherp gepunt. De boom is trouwens niet echt bont; de bontheid wordt veroorzaakt doordat de jonge scheuten groenwit zijn en de oudere naalden glanzend donkergroen. Maar zeker in de overgang van het voorjaar naar de zomer zijn de naalden aan de basis groen en aan de toppen groenwit - wel degelijk bont, dus. Het is een zeldzame boom, maar te mooi om hier niet te noemen. Er zijn dus wel degelijk mooie bonte coniferen, maar je moet even de tijd nemen om ze op te zoeken.
| Ronald Houtman |
|
|
LOGIN met je e-mailadres om te reageren. |
|
|
Er zijn nog geen reacties. |
Tip de redactie
|
|
| |
Agribex 2025
|
woensdag 3 december 2025 t/m zondag 7 december 2025 |
|
|
|
|
|
|
|