Spelend leren tussen natuur en ‘tweedekansjes’ |
|
|
|
Kelly Kuenen,
dinsdag 20 november 2018 |
|
| 465 sec |
De circulaire speelruimte biedt meer mogelijkheden dan gedacht – en is nog uitdagend ook
Speelplekken zijn een raakvlak van groen, grijs en daarmee bij uitstek geschikt als pilot op het gebied van circulariteit. Door er materialen opnieuw te gebruiken en natuurlijke elementen toe te passen, krijgt de speelruimte een extra educatieve functie en is deze nog uitdagend ook. Toch gebeurt inrichten vaak nog steeds lineair. Dat is niet per se een kwestie van onwil, maar ook van in het duister tasten naar een goede aanpak. Stad+Groen praat met OBB speelruimtespecialisten over de vraag: hoe richten we de ruimte en het proces eromheen in?
|
Veel toestellen worden vanuit een niet-circulaire gedachte gemaakt, en dat terwijl het huidige bestand al deels geoogst kan worden om opnieuw te worden gebruikt als toestel of speelaanleiding en eventueel door te stromen naar andere sectoren. Met het oog op een circulaire economie in 2050 (zie kader) is het zaak het aantal nieuwe toestellen tot een minimum te beperken en te zorgen dat het bestand nog beter herbruikbaar wordt. Daar komt bij dat kinderen maar 15 procent van de tijd daadwerkelijk op een toestel zitten. Meer toestellen betekent dus niet per se meerwaarde. Volgens OBB speelruimtespecialisten is de tijd rijp voor de 'circulaire speelruimte'. Het idee hierachter is dat je materialen hergebruikt en gebruikmaakt van (natuurlijke) elementen die al in de omgeving aanwezig zijn. Ook moet het bestand nog beter herbruikbaar worden.
Natuurlijk spelen is al in opkomst. En helemaal nieuw is het concept van circulariteit niet, vertelt Arjan Vreugdenhil, ontwerper bij OBB speelruimtespecialisten. ‘Het mooie is dat bedrijven er al lang mee bezig zijn, bijvoorbeeld met het recyclen van halfverharding en beton.’ Het gevaar is echter, stelt Vreugdenhil, dat iedereen vanuit zijn eigen expertise een circulair product maakt dat vervolgens in een lineair systeem terechtkomt. ‘Dan heb je een speelplek met een circulair toestel en is alles eromheen niet-circulair. Je ziet ook dat gemeenten goede intenties hebben wat betreft circulair werken, maar om een plek circulair te maken alles op de schop nemen, om vervolgens nieuwe dingen te plaatsen. De bedoeling is goed, maar de uitvoering niet bepaald circulair. Het probleem is dat gemeenten vaak niet de kennis en het budget hebben om dit op een andere manier aan te pakken.’
Nieuw leven voor het speelkasteel
Op de hoofdfoto bij dit artikel zien we het ‘Speelkasteel’, gemaakt door beeldend kunstenaars Tony Gerlach en Maarten Dekker. Na de afbraak van de naastgelegen school dreigde het element gesloopt te worden, omdat niet duidelijk was of het wel veilig was. Bewoners die het speelobject in hun park wilden behouden, brachten zelf zand vanonder de schoolpleintegels rondom het speelkasteel aan als valdempend zand. Daarnaast werden kleine wijzigingen aangebracht. Zo werd er een muurtje gemetseld van de aanwezige bakstenen. OBB verzorgde de begeleiding en het advies in het proces. Ook werd een technisch constructiedossier opgesteld. Hiermee kon alsnog certificering plaatsvinden en kreeg de ruïne een tweede leven.
|
-
Arjan Vreugdenhil
-
Elske Oost-Mulder
|
Integreren in beleid
Ook zijn veel gemeenten huiverig om circulariteit op te nemen in hun uitvraag, zegt Elske Oost-Mulder, planoloog bij OBB. ‘Het zal niet de eerste keer zijn dat een marktpartij de gang naar de rechter maakt omdat hij het niet eens is met de gunning. Dan wordt bijvoorbeeld als argument de term circulair ter discussie gesteld. Om dit te doorbreken, is het enerzijds nodig dat gemeenten het lef hebben het anders te doen, en anderzijds moeten marktpartijen coulance tonen en niet in het harnas springen als zij de opdracht niet krijgen. We moeten het samen doen.’
De gemeente Almere vroeg OBB mee te kijken met het circulair aanbesteden. OBB boog zich over de vraag hoe je de circulaire gedachte kunt integreren in je beleid. ‘Met circulair inkopen alleen ben je er nog niet. In de gemeente Almere bijvoorbeeld staan 3600 speeltoestellen; dat materiaal komt op een gegeven moment vrij.’ Er worden – overal in Nederland – toestellen geplaatst die niet vanuit een circulaire gedachte zijn ontworpen. Een nieuw toestel gaat ongeveer twintig jaar mee. ‘Terwijl Nederland in 2050 circulair moet zijn. Je moet nu dus al nadenken over wat je met de restanten gaat doen als het toestel aan het einde van zijn levensduur is.’ Oftewel: grondstoffenbeleid. En dat is best een lastige. Je moet immers bedenken wat er met bestaande toestellen gebeurt, maar ook met toestellen die je nu aanschaft, en je moet bedenken hoe en door wie dit ingericht en bijgehouden wordt.
Geschikt als pilot
Omdat speelplekken een raakvlak zijn van toestellen, groen en grijs, zijn ze bij uitstek geschikt als pilot op het gebied van circulariteit, stelt Oost-Mulder. Met een bottom-up benadering, waarbij je met bewoners praktisch aan de slag gaat, wat vervolgens doorsijpelt in het beheer en beleid. Bovendien kun je kinderen nu al betrekken bij het circulair denken over de openbare ruimte. Voor de aannemer bieden dergelijke speelplekken bovendien de mogelijkheid om zich te onderscheiden. ‘Het komt dan terug bij de jongens met “boerenverstand”. Nu ligt de focus op inspecteren en repareren. Straks werk je met veel meer natuurlijke materialen en is flexibiliteit belangrijker. Je weet minder goed wat je aantreft en moet ter plekke kunnen anticiperen. Dat zijn de partijen die deskundig zijn, maar het ook leuk vinden om mee te denken.’
|
‘Voor de aannemer bieden circulaire speelplekken een kans om zich te onderscheiden. Het komt dan terug bij de jongens met boerenverstand’
| |
|
Circulaire toestellen zijn helaas nog duurder dan hun ‘gewone’ broertjes. Oost-Mulder: ‘Vergelijk het met elektrische auto’s; die zijn ook duurder dan de benzinevariant. De koplopers betalen de rekening. In Almere heeft is de situatie in haar voordeel. Het aantal kinderen neemt af, terwijl het potje geld voor speelvoorzieningen gelijk blijft. Daardoor kan de gemeente minder toestellen plaatsen en voor wat duurdere exemplaren kiezen. In gemeenten waar het tegenovergestelde het geval is, is de situatie complexer.’ Toch is de keuze voor circulaire grondstoffen steeds minder vrijblijvend. Oost-Mulder: ‘Als de grondstoffen straks opraken, komt er een moment dat gemeenten tegen de buurt zeggen: Leuk dat jullie dit bedenken, maar dat is veel te duur. Ze gaan dan een alternatief zoeken. Dan kom je sneller uit bij hergebruik van (natuurlijke) materialen of materialen die er al zijn.’
Uitvoering en ontwerp
Naast het hergebruik van materialen is de kerngedachte van circulariteit dat er minder speeltoestellen geplaatst worden. Aan de andere kant wordt gekozen voor duurdere, meer circulaire en grote toestellen op blijvende plekken. Door niet de hele plek vol te zetten, maar vaste elementen in de helft van de inrichting te plaatsen, zorg je dat de plek niet ‘op slot’ zit. Als de andere helft van de plek ingericht wordt met materialen met een minder lange levensduur, en de bewoners gestimuleerd worden om hun sociale betrokkenheid te tonen door eigen inbreng van speelgoed en het organiseren van activiteiten, blijft de speelplek altijd ‘nieuw’.
Op die ‘schuivende’ plekken kan gewerkt worden met hergebruik. Voorbeelden zijn natuurlijke speelaanleidingen en afval uit de stad en van bedrijven. Bij afval uit de stad kan gedacht worden aan snoeiafval en boomstammen. Dat kan gebruikt worden om hutten of dammetjes te bouwen, om op te klimmen en zich in te verstoppen. Afval van bedrijven kan een tweede leven krijgen in een spelkist. Daarmee kunnen kinderen hun fantasie uitleven en hij dient tegelijkertijd als zitplek. ‘Al moet je er natuurlijk wel voor waken dat “afvoerputjes” zich verplaatsen van de ene naar de andere plaats’, merkt Oost-Mulder op. ‘Hergebruik van bedrijfsmaterialen kan prima dienen als tijdelijke oplossing, maar je moet altijd in overweging nemen wat er daarna met de spullen gebeurt.’ Ook Click & Play, een modulair speelsysteem uit de koker van het bedrijf IJslander, zorgt voor meer dynamiek. Een natuurlijke speelaanleiding is ook regenwater, waarin gekliederd kan worden, waar misschien kikkers in te vinden zijn en waar kinderen bij vorst op kunnen schaatsen. Een ander voorbeeld is de hazelaar. Deze boom vertakt zich dicht bij de grond en is daardoor geschikt om in te klimmen; er kunnen hutten in of om gebouwd worden en in het najaar kunnen de kinderen de nootjes rapen. Zo zijn er legio voorbeelden te bedenken. Ook door (meer) variatie aan te brengen in een landschap ontstaan er speelmogelijkheden. Het ligt voor de hand de gebiedseigen kenmerken te benutten en aan de hand daarvan keuzes te maken voor ontwerp en beheer. Zo kunnen er extra bomen en planten geplant worden en kan ervoor gekozen worden bomen niet op te kronen of in een bepaalde vorm te snoeien. Men kan kiezen voor seizoensgebonden groen: vruchtdragende bomen of struiken, riet of gras of bomen die hun blad laten vallen.
|
'Ik zie veel plekken met een hek waarbij in het plantsoen buíten dat hek mooie bomen staan. Een gemiste kans'
| |
|
Ontwerp
Rest de vraag: hoe pak je het ontwerp van een circulaire speelplek aan? Vreugdenhil: ‘Het beste is geen veldje te maken met een hek eromheen, maar te kijken wat de plek te bieden heeft. Dat past ook beter bij de beleving van kinderen. Ik zie trouwens ook veel plekken met een hek waarbij in het plantsoen buíten dat hek ontzettend mooie bomen staan. Dat is een gemiste kans. Bij een speelplek moet je de mogelijkheden aangrijpen die de plek te bieden heeft.’
Bij het ontwerp van een speelruimte wordt allereerst gekeken naar de sociografische gegevens en ruimtelijke opbouw van de wijk. Aan de hand daarvan wordt bepaald voor wie de ruimte bedoeld is, bijvoorbeeld voor kinderen van een bepaalde leeftijd. Bij de volgende stap komt participatie om de hoek kijken. ‘Dan ga ik met kinderen naar de plek toe en vraag ik hen: Waar spelen jullie? Het is een uitdaging om juist die elementen te versterken. Bij participatie wordt vaak gedacht dat iets moet. In dit geval wil ik echt iets van de kinderen weten. Volwassenen werken van bovenaf, maar kinderen van onderaf; letterlijk zelfs.’
|
‘Bij participatie in de circulaire speelruimte gaat het écht om het toevoegen van waarde’
| |
|
De volgende stappen zijn het realiseren van de speelruimte, maar ook het nadenken over de waarde die bewoners kunnen toevoegen. Vreugdenhil: ‘Circulariteit vraagt om een andere manier van denken. Dat moet je goed uitleggen. Dertigers snappen het concept vaak snel, maar met name de oudere omwonenden zijn lastiger te overtuigen. Zij zijn in een heel andere tijd opgegroeid en gewend dat de gemeente veel dingen regelt.’ Ter illustratie noemt hij bermen, die steeds vaker extensief worden beheerd. ‘Die zijn mooi, maar kunnen ook rekenen op veel kritiek. Dat brengt je terug bij de vraag waarvoor je het doet, en daarover moet je communiceren. Een speelruimte maak je niet voor passanten, maar voor kinderen, die er kunnen spelen, leren en ontdekken.’
Participatie en voorlichting
Een circulaire speelruimte is uitermate geschikt voor nieuwe participatievormen. ‘Participatie richt zich nu vooral op het mede ontwerpen of uitkiezen’, vertelt speelruimtespecialist Johan Oost. ‘Bij participatie in de circulaire speelruimte kunnen bewoners echt waarde toevoegen. Doordat ze de verantwoordelijkheid nemen voor een specifieke locatie, blijft deze onderwerp van gesprek en zal de participatie toenemen, gewoon omdat het leuk is. Voor gemeenten is het wel zaak de teugels te laten vieren; anders geven de bewoners geen invulling aan de plek. Gemeenten kunnen dit mogelijk maken door randvoorwaarden op te stellen die voor bewoners hanteerbaar zijn en door te zorgen dat de plek beheersbaar blijft.’
Tekst loopt verder onder de afbeelding
| Johan Oost |
|
|
De ervaring leert dat mensen gemiddeld zeven jaar bij een project betrokken zijn, bijvoorbeeld omdat ze daarna verhuizen. Nieuwe speeltoestellen gaan zo’n 21 jaar mee. Door losse elementen te combineren met een zevenjaarlijkse participatiecyclus en een 21-jarige levensduurcyclus, blijft er altijd vernieuwing en blijft de speelruimte up to date, afgestemd op de behoefte en met een goede verdeling van verantwoordelijkheden.
Spelen met de ruimte
‘De rode draad is niet dat we alle plekken vol zetten met dezelfde elementen’, voegt Vreugdenhil nog toe, ‘maar dat we gebruikmaken van wat de locatie te bieden heeft en een plaats creëren die past bij de omgeving. In de infrastructuur is dat moeilijker. Bij een brug, bijvoorbeeld, moet je aan strenge normen voldoen en heb je minder speling dan in een speelruimte. En het is toch mooi om als volwassene te spelen met een speelruimte?’ Overigens is het streven niet om Nederland volledig vol te zetten met natuurlijke speelplekken. ‘Enerzijds is daar onvoldoende fysieke ruimte voor; anderzijds zijn er kinderen die niet van dergelijke plekken houden, bijvoorbeeld omdat ze behoefte hebben aan meer structuur.’
Denken én doen
Er moet dus worden nagedacht over grondstoffenmanagement en rekening worden gehouden met een ander kostenplaatje. Maar daarnaast is het volgens Oost-Mulder ook gewoon een kwestie van doen. ‘De jonge generatie wordt grootgebracht met het concept van circulariteit. Bij de oudere generatie zit het echter nog niet tussen de oren dat het nu écht moet gebeuren. De kennis is nog onvoldoende verspreid, terwijl de urgentie van een circulaire economie groot is.’
Aan durf ontbreekt het Almere in elk geval niet. Met hulp van OBB werkt de gemeente haar beleid en aanbestedingsteksten uit en hoopt ze vanaf januari aan de slag te gaan. Een randvoorwaarde voor de betrokken partijen in Almere is dat ze allemaal meedenken over de circulaire visie. Iedere contractant moet daarom zitting nemen in het bouwteam. Ook na de gunning moeten zij het immers sámen doen.
Wie het leukt vindt om mee te denken over dit onderwerp, is van harte welkom bij het debat over circulaire speelruimte op 12 februari. Praat mee over hoe we speelruimte samen kunnen laten voldoen aan de circulaire doelstellingen van Nederland. Aanmelden kan via circulair@obb-ingenieurs.nl. Er worden workshops gegeven op het gebied van circulair ontwerpen, grondstoffenmanagement, circulair speelbeleid, TCO en lease met medewerking van diverse bedrijven. In november wordt de exacte invulling bekendgemaakt.
Nederland circulair
Op 10 oktober maakte Stientje van Veldhoven (staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat) bekend dat er volgend jaar 22,5 miljoen extra gaat naar circulaire initiatieven. Dat geld is hard nodig, aangezien Nederland zich tot doel heeft gesteld in 2050 circulair te zijn, zoals vastgelegd in het programma Nederland Circulair in 2050. De ambitie van een volledig circulaire economie in 2050 werd in 2017 breder onderschreven in het Grondstoffenakkoord, met inmiddels meer dan 325 ondertekenaars. Er wordt nu gewerkt aan de uitwerking van het programma en het Grondstoffenakkoord in vijf transitieagenda's voor Biomassa & Voedsel, Kunststoffen, Maakindustrie, Bouw en Consumptiegoederen (bron: Rijksoverheid).
|
LOGIN met je e-mailadres om te reageren. |
|
|
|
|
|
DIny
Wednesday 21 November 2018 |
|
|
|
|
Tip de redactie
|
|
| |
Agribex 2025
|
woensdag 3 december 2025 t/m zondag 7 december 2025 |
|
|
|
|
|
|
|