'Een speelplek die verdwijnt, krijgen we niet meer terug' |
|
|
|
Karlijn Klei,
donderdag 29 juli 2021 |
|
| 268 sec |
Zó maak je een speel-en-beweegplek: overleg en evalueer
De druk op de openbare ruimte is groot. Hoe weten gemeenten anno 2021 spelen en bewegen daarin in te passen? Vakblad Stad+Groen spreekt met onderzoekers Rick Prins en Jorien Slot-Heijs van het Mulier Instituut over trends, cruciale speeldata, de ideale speel- en beweegplek en op de loer liggende bezuinigingen.
Jorien Slot-Heijs en Rick Prins van het Mulier Instituut |
Het in Utrecht gevestigde Mulier Instituut, vernoemd naar de aartsvader van de georganiseerde sport, W.J.H. (Pim) Mulier, opende de deuren in 2002. Het instituut spitst zich toe op de maatschappelijke kant van sport-, beweeg- en speelonderzoek. Het onderzoek is breed: van het hoe, wat en waar achter het aanleggen van speel-, beweeg- en sportplekken in de openbare ruimte tot de ongelijkheid in de sport en de gevolgen van de groeiende kunstgrasafvalberg.
Prins vertelt: 'We kijken ook naar de manier waarop gemeenten en overheden beleid kunnen maken om sport en bewegen te stimuleren.' Rick Prins is onderzoeker beweegvriendelijke omgeving en duurzaamheid bij het Mulier Instituut en geïnteresseerd in de invloed van de leefomgeving en openbare ruimte op sportparticipatie en beweeggedrag. Bewegingswetenschapper Jorien Slot-Heijs houdt zich bij het instituut bezig met bewegen, buitenspelen, gezondheid en jeugd. Ze werkt bijvoorbeeld mee aan de monitoring en evaluatie van het nationaal programma JOGG en het bewegingsonderwijs in Nederland.
Meer aandacht voor bewegen
Hoewel er ups en downs zijn, ziet Slot dat de beleidsmatige aandacht voor spelen en bewegen de afgelopen jaren is toegenomen. 'Kijk maar naar het Samenspeelakkoord uit 2019, waarin wordt gepleit speelplekken ook voor kinderen met een beperking toegankelijk te maken. En ook in het Nationaal Sportakkoord dat in 2018 voor het eerst vorm kreeg, wordt buitenspelen genoemd als een manier om kinderen vanaf jonge leeftijd aan het bewegen te krijgen.'
Prins heeft de interesse in bewegen in de openbare ruimte ook bij bewoners zien toenemen: 'Traditionele sporten hebben de afgelopen jaren aan marktaandeel ingeboet. We zijn voor onze beweging meer gebruik gaan maken van de openbare ruimte, ook vóór de coronacrisis. De pandemie heeft deze trend verder versterkt.'
|
'Traditionele sporten hebben aan marktaandeel ingeboet. We zijn voor onze beweging meer gebruik gaan maken van de openbare ruimte'
| |
|
| Speelhuisjes in speeltuin De Hoef in Utrecht |
|
|
Speelplekken in kaart
Om een idee te krijgen van hoe het ervoor staat met spelen en bewegen in de openbare ruimte en het beleid dat daarvoor gevoerd wordt - of zou moeten worden gevoerd -, moeten we weten wáár die plekken zich bevinden. En bij die eerste stap doet zich meteen al een probleem voor. Prins: 'We hebben de verdeling van speelplekken op nationaal niveau niet duidelijk in kaart. Er zijn wel initiatieven die dergelijke data verzamelen, maar die zijn ook niet compleet. Bovendien zijn deze data niet zomaar toegankelijk en moet er vaak voor betaald worden.' Het Mulier Instituut is druk bezig met het opzetten van een openbare database met alle speel- en beweegplekken in ons land. 'Met een openbare database krijgen we straks een goed beeld van hoe het er in Nederland voor staat én wat er gebeurt als we bepaalde normen wel of niet aanhouden', aldus Prins.
|
'Met een openbare speelplekkendatabase krijgen we een goed beeld van hoe het er in Nederland voorstaat én wat er gebeurt als we bepaalde normen aanhouden'
| |
|
De ideale speelplek
De plekken die ze bij het Mulier Instituut wel in beeld hebben, worden vakkundig uitgeplozen. Een belangrijk aspect, zo legt Prins uit, is de afstand die bewoners moeten afleggen om bij de plek te komen. 'We willen dat alle kinderen in Nederland een speelplek in de buurt hebben. Hiervoor gaan we uit van een norm van 400 meter rond het huis van een kind.' Die 400 meter is niet hemelsbreed, maar de totale afstand die ouders en kinderen moeten afleggen. Dergelijke plekken zijn er volgens de onderzoekers steeds meer. Dat is positief, maar het kan beter, vindt Prins: 'Volgens de nieuwe Kernindicator Beweegvriendelijke Omgeving heeft 28 procent van de bevolking geen speelplek binnen 400 meter. Bovendien is het voor de jongste kinderen eigenlijk nog best een flinke afstand. De gemeente Utrecht kiest bijvoorbeeld al voor 200 meter.'
Nog belangrijker dan de afstand naar de speelplek is de speelplek zelf. Dat die in de buurt is, betekent namelijk niet dat hij voor ieder kind ook leuk is. Slot: 'Het liefst maak je daarom een speelplek die uitdagend en toegankelijk is voor veel verschillende kinderen. Denk aan kinderen van verschillende leeftijden en kinderen met een beperking.' Zo'n plek hoeft volgens Slot overigens niet vol te staan met klassieke speeltoestellen zoals een wipkip, glijbaan en schommel. 'Ook een heuvel met her en der een betonnen kruiptunnel of slim geplaatste stukken boom kunnen voor kinderen al heel leuk zijn. Het nodigt uit tot bewegen, ontdekken, klimmen en vallen.'
Bewegen is niet het enige belang van buitenspelen. Slot: 'Sommige ouders zeggen: mijn kind sport al vier keer in de week. Dat is natuurlijk super, maar het is ook heel prettig voor kinderen om de vrijheid van het buitenspelen te hebben. Dan wordt er niet verteld wat je moet doen. Kinderen kunnen fantaseren, ontdekken en hun creativiteit de vrije loop laten. Het gaat bij spelen niet om de prestatie. Er is geen einddoel, geen stress. Daarin onderscheidt bewegen tijdens buitenspelen zich van bewegen tijdens sportles.'
|
'Van de bevolking heeft 28 procent geen speelplek binnen 400 meter'
| |
|
Competitie
Het toegankelijk en aantrekkelijk maken van speelplekken is cruciaal, want kinderen hebben tegenwoordig keuzes te over als het gaat om de invulling van hun vrije tijd. Slot: 'Vroeger was er niet veel meer te doen dan buitenspelen. Maar nu ga je als kind eerst naar de buitenschoolse opvang, dan naar een sport- of muziekclub en dan moet je nog huiswerk maken. Deze ontwikkeling is op zich niet slecht; het is heel mooi dat er tegenwoordig zoveel kinderen naar een sport- of muziekclub kunnen. Maar daardoor komt het buitenspelen wel onder druk te staan.' Ook moeten speelplekken tegenwoordig steeds meer concurreren met televisie en spelcomputers. Slot: 'We kunnen die digitalisering ook gebruiken om kinderen naar buiten te krijgen, bijvoorbeeld door speelplekken te digitaliseren of te gamificeren. Overigens zijn er ook kinderen die én heel veel buitenspelen én heel veel televisie kijken.'
|
'Het gaat bij spelen niet om de prestatie; er is geen einddoel, geen stress'
| |
|
Ruimtetekort
Een manier om speelplekken in te passen in de al zo volle openbare ruimte, is volgens de onderzoekers door de plekken meerdere functies te geven. 'Maak bijvoorbeeld wadi's die als waterbuffer kunnen dienen. Of leg er ook moestuintjes aan en zorg voor tafels en bankjes, zodat het ook aantrekkelijk wordt voor ouders. Zo wordt het minder een speelplek en meer een ontmoetingsplek', suggereert Slot. 'Of ontwerp speelplekken bijvoorbeeld op zo'n manier dat er kinderen in kunnen spelen én volwassenen er hun oefeningen kunnen doen', vult Prins aan. 'Zo is er meer contact tussen generaties en heeft zo'n locatie ook sociale meerwaarde.'
Hoe de 'ideale' speel-, beweeg- of ontmoetingsplek eruit ziet, hangt volgens Slot en Prins af van de context. 'Elke wijk heeft andere bewoners en andere behoeften. Ga dus om de tafel met de buurt', benadrukt Prins. 'En als je iets plaatst, evalueer het ook en maak de bevindingen openbaar. Dat helpt niet alleen jou als gemeente om verder te komen; ook voor anderen is die informatie ontzettend waardevol.'
|
De ideale speel-, beweeg- of ontmoetingsplek bestaat niet; elke wijk heeft andere bewoners en andere behoeften
| |
|
Bezuinigingen
Hoewel er meer aandacht en interesse is voor spelen en bewegen in de openbare ruimte, vermoeden Prins en Slot dat er bezuinigingen op de loer liggen. Prins: 'Veel gemeenten krijgen nu met bezuinigingsopgaven te maken. We kunnen het nog niet hard maken, maar speelplekken lijken daar de dupe van te worden. Het resultaat zal zijn dat er speelplekken weggehaald worden of geconcentreerd tot een kleiner aantal grotere speelplekken om de onderhoudskosten te drukken. Voor die concentratie valt op zich wel wat te zeggen; dan krijg je meer doelgroepen bij elkaar en is er meer interactie tussen die groepen, maar je moet wel nadenken over de bereikbaarheid. Als een speelplek verder weg is, wordt hij minder gebruikt.'
Klakkeloos speeltuinen weghalen is volgens beide onderzoekers in ieder geval geen optie: 'Een speelplek die verdwijnt, krijgen we niet meer terug', zegt Prins. 'Daarvoor is de druk op de openbare ruimte te groot.'
LOGIN met je e-mailadres om te reageren. |
|
|
Er zijn nog geen reacties. |
Tip de redactie
|
|
| |
Agribex 2025
|
woensdag 3 december 2025 t/m zondag 7 december 2025 |
|
|
|
|
|
|
|