Whatsapp Facebook X LinkedIn Instagram RSS feed

De grote toepassingsmogelijkheden van de vingerplant

ARTIKEL
Facebook Twitter Linkedin Whatsapp
Ronald Houtman, maandag 30 oktober 2023
274 sec


Fatsia en vrienden

De reden waarom Fatsia in het Nederlands vingerplant heet, is direct duidelijk als je hem ziet. De grote bladeren lijken op die van Schefflera, de kamerplant die we onder dezelfde naam kennen. Maar Fatsia is beduidend beter winterhard, wat de toepassingsmogelijkheden vergroot. En er is meer dan de groenbladige Fatsia japonica, zoals variatie in bladkleuren, een hybride en enkele nauw verwante planten.

<i>Fatshedera lizei</i> 'Variegata'
Fatshedera lizei 'Variegata'

De wat vreemd klinkende naam Fatsia betekent eigenlijk niets en is gewoon een latinisering van de oude Japanse naam Fats'de. Er zijn drie soorten, Fatsia japonica, F. oligocarpella en F. polycarpa, die alle drie in Oost-Azië voorkomen. Fatsia oligocarpella komt alleen voor op een aantal eilanden in de Stille Oceaan, op zo'n 1000 kilometer uit de kust van Japan. Deze soort is niet in cultuur, niet winterhard en dus niet van belang.
Fatsia behoort tot de Araliaceae, waartoe ook bekende gewassen als Aralia en Hedera behoren. In deze familie zijn zowel bladverliezende als wintergroene planten te vinden. Zo zijn Aralia, Eleutherococcus en Kalopanax bladverliezend, terwijl Hedera en Schefflera wintergroen zijn, evenals Fatsia. Dit zijn meteen de twee geslachten die het nauwst aan Fatsia verwant zijn. Het gemeenschappelijke kenmerk van deze plantenfamilie wordt gevormd door de bloemen. Deze staan in bolvormige hoofdjes. In veel gevallen zijn deze hoofdjes weer gebundeld in grote pluimen, zoals ook bij Fatsia het geval is.


Klimaatverandering

Lange tijd was in Nederland en België alleen F. japonica bekend. De plant werd niet veel toegepast omdat hij tijdens strenge(re) winters behoorlijk beschadigd kan raken. De laatste decennia zijn de winters duidelijk milder en de klimaatverandering heeft ervoor gezorgd dat Fatsia breder toepasbaar is en tegenwoordig beduidend algemener is.


Fatsia japonica

Fatsia japonica

De bekendste en meest gekweekte en toegepaste soort is Fatsia japonica. Zoals de soortnaam aangeeft, komt deze soort van nature voor in Japan. Maar ook in Zuid-Korea en op Taiwan komt F. japonica voor. Het is een forse struik, die gewoonlijk zo'n 4 m hoog wordt, maar in uitzonderlijke gevallen nog hoger kan groeien. De plant wordt minstens even breed als hoog. De groei is breed opgaand met relatief weinig - dikke - takken. Aan het einde van deze takken staan grote, diep gelobde wintergroene bladeren. De frisgroene bladeren zijn tot 30 cm in doorsnede, vrijwel rond en hebben zeven of negen, soms elf lobben. De crèmekleurige tot groenwitte bloemen verschijnen, net zoals bij Hedera, in bolvormige hoofdjes. Deze zijn gebundeld in grote pluimen, die soms meer dan 50 cm lang zijn. Opvallend is de bloeitijd; vanaf eind november openen de bloemen en de bloei kan aanhouden tot half januari. Vooral bij wat hogere temperaturen worden de bloemen druk bevlogen door bijen, die hiermee de nodige suikers binnen krijgen om de winter door te komen. Na bestuiving worden zwarte besvormige vruchten gevormd, die sterk op de bessen van Hedera lijken.


Lange tijd was in Nederland en België alleen F. japonica bekend

Cultivars

Lange tijd was het alleen de soort Fatsia japonica die werd gekweekt en toegepast. Maar met het populairder worden van de soort, werden ook de cultivars steeds vaker toegepast. Een bekende cultivar is 'Spider's Web', waarvan de bladeren sterk wit bepoederd lijken. Naar de randen van de bladeren is dit effect sterker, wat de plant zijn typische uiterlijk geeft. 'Spider's Web' is waarschijnlijk de bekendste cultivar.
'Variegata' is een oudere, eveneens bontbladige cultivar. De bladranden zijn crèmekleurig tot wit gekleurd. De zeldzame Japanse cultivar 'Tsumugi-nishiki' heeft geel blad dat groengeel en groen gevlekt is en crèmekleurig gerand. Naast deze bontbladige cultivars is er ook een groenbladige: 'Moseri'. Deze plant wijkt af van de soort doordat hij langzamer groeit en de bladeren groter zijn. De bladeren zijn ook iets minder diep ingesneden, waardoor de lobben breder lijken en de plant een voller aanzicht krijgt. Ook 'Moseri' is niet algemeen in cultuur; dat kan alleen worden gezegd van 'Spider's Web'.


Fatsia polycarpa

Fatsia polycarpa

De laatste jaren is de populariteit van de andere in cultuur zijnde soort, Fatsia polycarpa, ook gestegen. Deze soort komt van nature voor op Taiwan en is duidelijk afwijkend van F. japonica. Het is eveneens een forse struik, die met dikke hoofdtakken gemakkelijk meerdere meters hoog en breed kan worden. Maar de bladeren zijn dieper gelobd en de bladlobben zijn langer en slanker. Het blad is dof middengroen. De bloei en vruchten zijn min of meer vergelijkbaar met die van F. japonica.
De cultivar 'Green Fingers' heeft zo mogelijk nog langere en slankere bladlobben. Waar de soort F. polycarpa enigszins variabel kan zijn, is 'Green Fingers', dankzij vegetatieve vermeerdering, uniform in kenmerken.


Toepassing

Er zijn maar weinig heesters die er zo goed in slagen een tuin, of gedeelte ervan, zo'n exotische uitstraling te geven als Fatsia. De grote bladeren zien er een beetje uit als een kruising tussen een kamerplant en een palm. Hou hier bij het ontwerpen wel rekening mee.
Fatsia groeit prima in de schaduw, maar om de bloei te bevorderen en dus ook het bijenbezoek, kan de plant beter in de halfschaduw worden geplant. De grote bladeren zijn behoorlijk windgevoelig, dus de struik kan het beste op een wat beschutte plaats worden geplant. Alle Fatsia houden van een enigszins vochtige, maar goed doorlatende bodem.


Hybride

Dat Hedera en Fatsia zeer nauw aan elkaar verwant zijn, blijkt wel uit de hybride Fatshedera. In 1910 kruiste de Franse kwekerij Lizé Frères (Nantes) Fatsia japonica 'Moseri' met Hedera hibernica. Het resultaat: Fatshedera lizei. Deze wat vreemd ogende heester groeit met relatief dikke twijgen iets grillig, slank tot breed opgaand. De plant klimt niet, zoals Hedera dat wel doet. Maar de twijgen zijn niet zo stevig als bij Fatsia, waardoor Fatshedera wel enige steun nodig heeft; anders buigen de takken op een gegeven moment door. Ook in tegenstelling tot Fatsia, waarbij de bladeren voornamelijk gegroepeerd staan aan de twijgtoppen, groeien de bladeren van Fatshedera langs de gehele twijg. De bladeren zijn drie- tot vijflobbig en iets glanzend. In oktober en november verschijnen de crèmekleurige bloemhoofdjes, die bijeen staan in forse pluimen. Zoals het een echte hybride betaamt, is Fatshedera steriel; er worden dus geen vruchten gevormd.
Fatshedera lizei groeit van nature veel te grillig en onregelmatig om goed als tuinplant te kunnen worden toegepast. Mocht dit wel gewenst zijn, dan is snoei op jonge leeftijd al aan te raden, om de plant de juiste vorm te geven. Maar eigenlijk is het een echte liefhebbersplant die vooral interessant is voor verzamelaars en mensen die rariteiten verzamelen. De winterhardheid is, vanwege de invloed van Hedera, ruim voldoende.


Fatsia japonica 'Variegata'

Fatshedera-cultivars

Er zijn minstens twee - bontbladige - cultivars. De oudste is 'Variegata', met subtiel crèmekleurig gerande bladeren. Van latere datum is de Amerikaanse cultivar 'Annemieke', soms verkeerd gespeld als 'Anne Mikkels'. Bij deze cultivar zijn de bladeren onregelmatig bleekgeen gevlekt en gespikkeld. In jonge bladeren is dit donkerder geel. Ook een cultivar met de naam 'Lemon and Lime' is waarschijnlijk identiek aan 'Annemieke'.


Er zijn maar weinig heesters die er zo goed in slagen een tuin, of gedeelte ervan, zo'n exotische uitstraling te geven als Fatsia

Schefflera

Een ander nauw aan Fatsia verwant geslacht is Schefflera. Deze planten zijn eigenlijk veel bekender als kamerplant, maar in Frankrijk en Engeland zien we ze steeds vaker in tuinen opduiken. Eén soort is ook in Nederland en België voldoende winterhard: Schefflera taiwaniana. Waar de bladlobben bij Fatsia aan de basis met elkaar zijn vergroeid, zijn ze dat niet bij Schefflera. Het zijn dus geen gelobde bladeren, maar handvormig samengestelde bladeren, waarbij ieder deelblaadjes apart gesteeld is. S. taiwaniana is losser van structuur dan Fatsia, maar groeit ook met relatief weinig slank tot vrij breed omhoog. De bladeren zijn iets glanzend donkergroen en de deelbladeren, gewoonlijk elf, zijn slank en iets naar beneden gebogen. Dit versterkt het 'paraplu-effect' dat de plant heeft. S. taiwainiana is een uiterst architecturale plant, die, mits juist toegepast, kan uitgroeien tot een prachtige blikvanger.
Net zoals bij Fatsia zijn de bladeren vrij gevoelig voor wind, dus een beschutte plaats is zeker aan te bevelen.


Nog meer familie ...

De Araliaceae is een middelgrote plantenfamilie, waarin ruim 1400 soorten verdeeld zijn over een kleine 50 geslachten. Naast de hier genoemde geslachten behoren ook planten als Kalopana en de imposante Tetrapanax (papyrifer) tot de Araliaceae. Eigenlijk hebben veel planten in deze familie een ietwat tropisch uiterlijk. Dan is Hedera maar saai, maar wel bijzonder goed toepasbaar.
Ondanks de geringere toepasbaarheid van Fatsia en verwanten zijn deze planten zeker het proberen waard!


LOGIN   met je e-mailadres om te reageren.

REACTIES
Er zijn nog geen reacties.

download artikel

Tip de redactie

Meld je aan voor onze digitale nieuwsbrief.
GREEN OUTLET
GEVRAAGD: Webdesign Hamburg
maandag 25 november 2024
AGENDA
Groene Sector Vakbeurs 2025
dinsdag 7 januari 2025
t/m donderdag 9 januari 2025
Agribex 2025
woensdag 3 december 2025
t/m zondag 7 december 2025

ONDERDELEN
Archief
Dossiers
Green Industry Profile
OVER ONS
Over ons
Duurzaamheid & NWST
Contact
Het team
ADVERTEREN EN ABONNEREN
Fysiek abonnement
Digitaal abonnement
Abonneren nieuwsbrief
Adverteren
Verschijningsdata
MEER
Redactionele spelregels
Algemene voorwaarden
Disclaimer
Privacy
Cookies
ONDERDELEN
OVER ONS
ADVERTEREN EN ABONNEREN
MEER